Buitenman en Binnenstad

Deze zomer rijdt Guus Touker (64), de verspreider van deze krant, op z’n crossfiets door de as van de Verenigde Staten van Canada naar Mexico. Hij doet dat samen met een paar vrienden, met wie hij de afgelopen jaren al delen van het traject verkende. De route – ongeveer 3600 kilometer – loopt voor een groot deel over bospaden door zeer dunbevolkte gebieden. ‘Soms zie je op een dag meer beren dan mensen.’

Touker schuwt ontberingen niet. Hij gaat bij voorkeur naar barre streken waar weinig mensen wonen. Hij loopt, fietst of neemt de motor, kampeert in de sneeuw. Buiten zijn, daar gaat het hem om.

Als schooljongen proefde hij ervan. Zes jaar lang bezorgde hij De Telegraaf. Half zes op, anderhalf uur lopen. Zo stil in de stad dat je de vogeltjes hoorde.

In de klas had hij moeite om wakker te blijven, ook omdat de leerstof van de meao hem niet aansprak. Het perspectief was een kantoorbaan… hij moest er niet aan denken. Kort voor het eindexamen haakte hij af.

Hij werd vrachtwagenchauffeur en later conciërge van de buurthuizen Oudegracht en De Sjuut en meldde zich onmiddellijk als vrijwilliger toen er buurtkranten, de voorlopers van de Binnenstadskrant, rondgebracht moesten worden. ‘Want ik miste het lopen, het lekker op straat zijn.’

(tussenkop)Verkeersdrempels

Op een dag midden jaren tachtig riep de gemeente zijn hulp in omdat een klus van een verspreidbedrijf totaal was misgegaan. ‘De bezorger had alles in de sloot gedonderd. Of ik het voor één keer wilde overnemen. Zo is het balletje gaan rollen.’

Eerst deed hij het parttime, naast zijn werk als conciërge. Hij bracht vooral wijkberichten rond over de aanleg van verkeersdrempels. ‘Heb je ook nog werk voor me als de hele stad vol ligt met drempels?’ vroeg hij zijn opdrachtgevers. ‘Ja hoor, dan hebben we allang weer wat anders verzonnen, daar zitten we voor’, stelden de ambtenaren hem gerust.

De gemeente moet nu grote klussen Europees aanbesteden, en daaraan kan Touker met zijn eenmansbedrijf niet meedoen. Hij wordt nog wel ingeschakeld voor spoedopdrachten.

Toch heeft hij nog genoeg werk en zou hij zelfs een beetje moeten afbouwen, maar het komt er nauwelijks van. ‘Ik kan moeilijk nee zeggen. Maar hoe meer ik loop, hoe minder tijd ik overhoud voor andere dingen.’

Zes dagen per week 25 kilometer per dag lopen en twintig kilometer fietsen… hij begint het te merken. ‘Als ik me forceer gaat het fout. Dan ben ik ’s avonds uitgeteld. Ik moet het ritme houden, niet te vaak stoppen. Gelukkig kan ik goed tegen regen en kou. Maar mijn werk blijft hartstikke leuk. Ik zou het verschrikkelijk vinden om te stoppen.’

(tussenkop)Opentrappen

Waarschijnlijk is er niemand die Utrecht zo goed kent als hij. ‘Ik weet in de hele stad per straat waar het wel en niet goed is. Overvecht is nu de grootste probleemwijk. Dat was Kanaleneiland. Als je bij een flat komt en er staat: ‘Wil je de deur met de sleutel openmaken en niet opentrappen’, dan weet je het wel.’

Touker woont met zijn vrouw Annemiek op de werf van de Oudegracht, in een zeer diepe kelder, die hij grotendeels zelf opknapte. Hij deed daar twee jaar over. ‘Dat had ik zo niet moeten doen. Ik heb mijn buren tot wanhoop gedreven. Daar ben ik niet trots op.’