Bericht voor Bernard

Beste Bernard (Tomlow)

Wij kennen elkaar sinds die vrijdagavond dat je mij ontbood (‘je MOET komen’) op de Croeselaan waar de ME een kraakpand ging ontruimen. Jij was daar als advocaat van de krakers. Ik was verslaggever bij het Utrechts Nieuwsblad. Kennelijk meende je dat ik de aangewezen journalist was om de op handen zijnde gebeurtenis te verslaan.

Wij zaten thuis al een tijdje aan de port toen je belde. Zo’n dringende oproep… geen ontkomen aan. Toos, mijn vrouw, ging mee.

Op de Croeselaan was niets te ontdekken van een opstootje. Waar zat je, Bernard? Van waaruit had je gebeld? (Mobieltjes bestonden nog niet.)

Markzicht heette volgens mij het café waar we je vonden. Elk moment kon de ME komen, zei je. Daarom liep je steeds naar buiten om te kijken

De sympathisanten van de krakers wisten wel beter. Pas na een hele tijd begon de Croeselaan ter hoogte van het omstreden pand vol te stromen. En eindelijk verscheen toen ook de ME, onder aanvoering van hoofdinspecteur A. Lith, de latere teamleider van het IRT, het Amsterdams-Utrechtse rechercheteam dat criminele organisaties wilde opsporen via het gecontroleerd doorlaten van drugs (liep totaal uit de hand).

Deze Lith, dus niet de eerste de beste, pakte op een gegeven moment Toos bij de schouder omdat ze volgens hem in de weg stond. Misschien speelden de glaasjes port een rol, maar de reactie van Toos loog er in elk geval niet om: ze gaf de hoofdinspecteur een harde klap in het gezicht.

Ik stond er bij en ik keek er naar, en ik dacht: dat wordt brommen. Maar Lith reageerde niet, een knap staaltje van zelfbeheersing.

Bernard, na deze bijzondere avond zagen wij elkaar vaker, en langzamerhand werden we vrienden. Ongeveer 45 jaar later zijn we dat nog. Helaas zien we elkaar te weinig.

Alles wat hierboven staat dat weet je al, maar ik schrijf het toch omdat dit niet alleen een brief is, maar ook een column, en ik de lezer op de hoogte wil brengen van onze connectie.

Wat je waarschijnlijk niet weet is dat ik in 2021 bij mijn afscheid van de Binnenstadskrant de Speld van de stad Utrecht kreeg.

Heel erg aardig, maar dat is niet de reden waarom ik het je nu schrijf. Dat is om wat Jan  van Zanen me een beetje terzijde vertelde, namelijk dat hij in het college van b. en w. heel erg z’n best voor me had moeten doen.

‘Dick Franssen, wie is dat? Nooit van gehoord’.

Zeker vijftien jaar lang leverde ik op het stadhuis Binnenstadskranten af voor de raadsleden en de wethouders. De eerste tijd mocht ik ze zelf in de postvakken doen, later moest ik het overlaten aan een bode. In al die kranten stonden stukken van mij, commentaren, reportages, interviews. Overal stond mijn naam bij.

De doelgroep van zo’n blad zijn natuurlijk de bewoners van de wijk. Maar je hoopt toch dat de politiek er iets van meepikt.

Dat die wethouders zich nooit afvroegen wie ik was en op grond waarvan ik al die wijsheden verkondigde, vind ik typisch. Maar misschien lazen ze ons prachtblad helemaal niet. Dat is eigenlijk wat ik denk. Dat het ze geen bal interesseerde, met uitzondering van Jan van Zanen, wiens chauffeur de opdracht had altijd de Binnenstadskrant in de auto te hebben.

Vraag aan b. en w.: Kennen jullie de NUK, de Nieuwe Utrechtse Krant?

Antwoord: Ja, wel van gehoord. Maar we komen er niet aan toe met onze hartstikke drukke banen. Aan de Volkskrant en de weekendeditie van de NRC hebben we de handen al vol. Trouwens, goed dat alle journalisten van de NRC een cursus inclusiviteit en diversiteit hebben gevolgd. Dat merk je.

Vraag: Wisten jullie dat in de NUK tot twee keer toe een open brief aan de burgemeester stond over de leegstaande huizen in de Burgemeester Reigerstraat? De eerste brief was van Kees Boonman, de politiek verslaggever van Max. (Elke zaterdag om negen uur op Radio !)

Bernard Tomlow schreef de tweede, met dezelfde oproep aan Sharon Dijksma om een einde te maken aan de verloedering van de grote panden 47,49,51 en 53. Sinds een conflict over een boom ligt de verbouwing nu al jaren stil.

Antwoord: Nee, die brieven kennen we niet.    

Bernard, de vragen en antwoorden hierboven zijn verzinsels van een cynische oude man. Misschien doe ik het college geen recht, en is iedereen wel degelijk op de hoogte. Waar waarom  gebeurt er dan niets?

Je schrijft dat Sharon Dijksma eens moet laten zien dat ze meer kan dan een deuk slaan in een pakje boter. Ze doet het pas een jaar of drie, maar nu al is ze de race voor beste burgemeester ter wereld. Ik hoorde het in WNL op Zondag. Dus zo’n akkefietje in de Reigerstraat moet voor haar peanuts zijn.

Tot snel

Dick