Betoverend Marokko
Verscheidene keren was ik in Marokko, ook rond de jaarwisseling, en ook in het arme noorden, waar destijds de gastarbeiders gerecruteerd werden, maar zulke absurde verschijnselen als auto’s in brand steken of vuurwerk naar mensen gooien, kwamen daar volgens mij niet voor.
Je kunt er prachtige tochten maken, door sprookjesachtige oases, over mooie wegen, zonder dat je ook maar één moment ongerust hoeft te zijn dat je de volgende ochtend, uit je hotel komend, je auto als uitgebrand wrak terugvindt.
In uitgesproken toeristensteden zoals Marrakesh wordt er wel eens langdurig aan je kop gezeurd, maar elders is vrijwel iedereen heel correct en vriendelijk.
Of ze misschien met ons mee kon, als we weer naar Marokko gingen, vroeg studente Samira me op de School voor de Journalistiek, waar ik toen les gaf. Want, zo zei ze, weliswaar ging ze bijna elke zomer met haar ouders naar Marokko, maar ze kwam nooit verder dan Nador, de Berber-stad in het Rifgebergte. Ze wilde graag de rest van het land zien, maar van de vader mocht ze niet alleen reizen.
Haar voorstel kreeg geen vervolg. Een jaar of wat later had ze korte tijd een column in het Utrechts Nieuwsblad, en daarin schreef ze tot mijn verbazing dat ze zo moeilijk een man kon vinden, want het aanbod was beperkt.
Hoezo beperkt?
Ja, natuurlijk, het stond er niet bij, maar ze zocht niet gewoon een man, maar een Marokkaanse man. Marokkanen trouwen immers met Marokkanen, en als er in Nederland geen geschikte kandidaat is, dan zoekt de familie iemand in Marokko.
Gezinsvorming heet dat. Mede daardoor is de Marokkaanse gemeenschap enorm gegroeid, van 15.000 gastarbeiders uit de begintijd tot 450.000 mensen nu.
‘Maar het zijn bijna allemaal Marokkanen’, zei een nieuwe medewerker zeker 45 jaar geleden toen bij de Raad voor de Kinderbescherming een lijst rondging van jongens die met de politie in aanraking waren gekomen.
De collega’s bleven stil. Natuurlijk had iedereen al die Marokkaanse namen ook gezien. Maar dat was nog wat anders dan het hardop constateren. Dat deed je niet.
We zijn nu twee generaties verder. Is het probleem opgelost? In zoverre dat die jongetjes van toen (vaak veelplegers, soms meerdere diefstallen per dag) dankzij huwelijk en vaderschap inmiddels vaak brave burgers zijn.
In zoverre NIET dat verhoudingsgewijs nog steeds veel Marokkaanse jongens ontsporen en de samenleving ontwrichten. De delicten van destijds zijn daarbij vergeleken klein bier.
En wordt het beestje nu bij de naam genoemd? Niet door iedereen. Onze burgemeester Sharon Dijksma bijvoorbeeld had het in haar Nieuwjaarstoespraak 2025 over ‘daden van enkelen waarvoor groepen ten onrechte verantwoordelijk worden gemaakt.’ Ze vervolgde:’ Dit raakt ook onze stad, waar sommigen zich niet meer veilig of welkom voelen. Maar dat mogen we niet laten gebeuren. Ik wil dat niet laten gebeuren.’
Het ergste zijn dus niet zozeer die ‘daden van enkelen’, maar de effecten daarvan op de Marokkaanse gemeenschap.
Je kunt zeggen, op zo’n bijeenkomst in Tivoli-Vredenburg moet je niet te lang stilstaan bij de veldslag die zes dagen eerder woedde op het Kanaleneiland. Je moet het gezellig houden. Maar dat weerhield Dijksma er niet van om polariserend van leer te trekken tegen ‘mensen die zeggen dat de integratie zou zijn mislukt.’ ‘Zij hebben er baat bij om verdeeldheid te zaaien.’
Hoe staat het dan met die integratie? Nieuwkomers in de Verenigde Staten willen zich graag meteen Amerikanen voelen, ook al blijven ze onder elkaar Spaans of Chinees spreken. In Nederland ligt dan ambivalenter. Veel immigranten en hun nakomelingen houden een slag om de arm. En het zal niet helpen als elk schoolkind aan het begin van de dag dat absurde, niet te begrijpen Wilhelmus moet zingen, zoals CDA-er Sybrand Buma zo graag wil.
Aankomende generaties Marokkaanse jongens zijn meer geholpen bij een groot programma om de kansen op ontsporing te verminderen. Dat moet internationaal zijn, want in landen als Duitsland en Zweden speelt hetzelfde.
Een loopbaan in de criminaliteit lijkt aantrekkelijk, maar voor de meesten is de cel het perspectief. Dat gun je niemand.