De elektriceermachine van Lot (maart 2020)
Een fietsende jonge vrouw passeert de wethouder van milieu en verkeer en bedankt haar dat ze de lucht schoner heeft gemaakt. Lot van Hooijdonk vertelde dit voorval in een interview in het AD/UN, om duidelijk te maken dat lang niet iedereen negatief over haar denkt. Dat bewijs hoefde ze niet te leveren, want weliswaar moest ze zich de laatste jaren in de gemeenteraad te weer stellen tegen twee moties van wantrouwen, ze werd ook twee keer verkozen (door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten) tot beste jonge wethouder van het land. Dat gebeurde op grond van haar heldere manier van aanpakken en doorpakken.
De problematiek waarmee Van Hooijdonk zich bezighoudt is weerbarstig. Over haar portefeuille liggen de standpunten ver uit elkaar. De wethouder kan het nooit bij iedereen goed doen. Maar ze gaat door, met wat volgens haar het beste voor de gemeenschap is.
Op mijn eigen manier probeer ik als gewone burger ook een steentje bij te dragen. Zo liggen er sinds een jaar of vijf zonnepanelen op het dak van mijn zomerhuisje in Overijssel. Ook heb ik de zolder geïsoleerd. En mijn jongste bijdrage aan een beter milieu is de aanschaf van een pelletkachel ter vervanging van een gaskachel. Hij kostte ongeveer duizend euro, maar omdat hij zo goed voor het klimaat is betaalde de overheid er de helft van.
Elk uur verstookt de kachel ongeveer een kilo geperste staafjes hout. Ik koop ze in zakken van tien kilo waarop staat dat ze CO2 neutraal zijn.
Zo leuk als ik in het begin het kacheltje vond, vind ik hem nu niet meer. Want het is me duidelijk geworden dat de Nederlandse staat mij misleidde.
An m’n hoela neutraal. Het is een constructie: voor het hout dat je verbrandt komen nieuwe bomen in de plaats, die het door jouw kachel geproduceerde CO2 opnemen, zo redeneert de overheid. Hoe krijg je het verzonnen.
In Kalenberg, het dorpje waar mijn vakantiehuis staat, gaan de laatste tijd veel mensen van de allerergste luchtvervuiler (de houtkachel) over op de pelletkachel. Dat is een stapje vooruit. Ik daarentegen bewees met mijn overgang van gas op pellets het klimaat een slechte dienst. Mijn geweten speelt op.
Ook Lot van Hooijdonk zal, denk ik, wel eens twijfelen aan het effect van haar besluiten. Neem de Herenroute, de alternatieve fietsroute door de Binnenstad om de hoofdstroom via Vredenburg-Noord, Neude, enz. enigszins te ontlasten. Eerst probeerde ze met inschakeling van acteurs fietsers zo ver te krijgen dat dat ze ‘haar route’ zouden nemen. Het hielp niet. Vervolgens werd– ook zonder succes – de route aangegeven met mooie aluminium schildjes in het wegdek. En tenslotte liet ze een flink deel van de route opnieuw bestraten, met klinkers waarop je bijna net zo lekker fietst als op asfalt. Maar desondanks blijft het er stil, net zoals trouwens op de singels, die ze in een langdurige operatie liet voorzien van brede, roodachtige geasfalteerde fietspaden aan weerszijden en een smalle klinkerstrook voor auto’s in het midden, plus een wandelpad langs de waterkant. Haar verwachting was dat veel fietsers op hun route van oost naar west (en vice versa) nu wel om de Binnenstad zouden heenrijden.
Een paar jaar geleden riep de wethouder de bevolking op om mee te denken over de vraag of het voetgangersgebied groter moest worden. Ik gaf me direct op. Iemand van De Baak (opleidingen voor ‘persoonlijk leiderschap’) was de moderator. Het werd al snel duidelijk dat wij onder valse voorwendselen naar het stadhuis waren gelokt. Niet de vraag OF het voetgangersgebied groter moest worden, maar HOE dat moest gebeuren, daarom ging het de gemeente. De mevrouw van De Baak stond voor de taak ons zover te krijgen dat we in grote meerderheid een bepaalde uitbreidingsvariant zouden kiezen. Dat lukte van geen meter. Waarop de wethouder zei: ‘Dan beslis ik het zelf wel’. (Een filmpje over dit zogenaamde stadsgesprek staat onder de titel ‘Voetgangersgebied’ op de website van de Binnenstadskrant.)
Een poosje was er, in theorie, op sommige dagen en uren van de week een groter voetgangersgebied. Maar de regels waren zo ingewikkeld dat geen fietser er zich aan hield. En nu is het dus teruggedraaid. De samenleving is slechts tot op zekere hoogte maakbaar.
Lot van Hooijdonk was de eerste die me aan het denken zette over m’n pelletkachel. Dat gebeurde in een commissievergadering van de gemeenteraad, toen er gepraat werd over de last die longpatiënten hebben van open haarden. Tijdens dat debat zei de wethouder dat pelletkachels ook behoorlijk slecht waren voor het milieu. De twijfel was gezaaid.
Die leuke kleine glimmende, geperste, zo onschuldig lijkende houtstaafjes voeden niet alleen mijn pelletkacheltje, maar ook de biomassa-elektriciteitscentrales, die overal komen. Twaalf miljard euro subsidie is er voor voor uitgetrokken. Wat ze leveren heet groene stroom, maar bij het productieproces gaat zoveel viezigheid de lucht in dat de vlag de lading van geen meter dekt.
De biomassa-centrales zijn nodig omdat we in sneltreinvaart van het gas af willen en er zeker de eerste tien, twintig jaar niet voldoende schonere energie beschikbaar is. Waarom Nederland zo’n haast heeft met het terugdringen van gas is nooit afdoende gemotiveerd. Het is volstrekt duidelijk dat ‘Groningen” dicht moet, maar in het buitenland is nog volop gas te koop. Waarschijnlijk spelen politieke overwegingen een grote rol: Nederland wil niet afhankelijk worden van Rusland. Dan liever biomassa. Maar de klimaatdoelstelingen raken daardoor wel verder uit het zicht.
Utrecht legt zich daarbij natuurlijk niet zomaar neer. Zoals op veel gebieden wil de stad ook op het gebied van het milieu voorop lopen. Zo snel mogelijk klimaatneutraal: duizenden laadpalen er bij, woonbuurten min of meer gedwongen van het gas af,
Maar klimaatneutraal, dat wordt Utrecht natuurlijk nooit. Vrijwel het hele oppervlak van de gemeente is volgepropt met mensen, huizen, winkels, kantoren, bedrijven, wegen. De stad slurpt energie. De windmolens die coute que coute in het poldertje Rijnenburg moeten komen, leveren daar straks maar weinig van. Ze fungeren voornamelijk als uithangbord: ‘Kijk eens hoe goed wij bezig zijn’.
In de gemeente Steenwijkerland, waarin mijn vakantiehuis staat, zou het misschien kunnen. Vier keer de oppervlakte van Utrecht, slechts 44.000 inwoners, niet al te veel bedrijvigheid. Er is daar ruimte voor een heleboel windmolens en terreinen met zonnepanelen. Punt is alleen dat de bewoners ze niet willen.
Het klinkt nobel om als gemeente klimaatneutraal te willen zijn, maar er zitten ook oneerlijke kanten aan. Bijvoorbeeld voor de bewoner met een ‘gewone’ auto. Voor hem wordt het steeds moeilijker een parkeerplaatste vinden, omdat overal laadpalen komen. En verder omdat de goede sier die Utrecht wil maken ten koste gaat van de luchtkwaliteit in de gemeenten met de biomassa-centrales. Dat laatste roept de vraag op of per saldo in Nederland elektrische auto’s minder slecht zijn voor het milieu dan gewone auto’s. In een land als Noorwegen, met al zijn schone waterkrachtcentrales, ligt dat anders. Daar kun je onbezorgd in een elektrische auto rondrijden. Veel rijke Noren doen dat ook.
Dick Franssen