DE JACHT OP HOUT

Er leeft niemand meer die mijn herinneringen aan de oorlog kan verifiëren. Maar ik weet zeker dat het in 1942 was dat we van onze joodse achterburen een staand horloge kregen. Het was ongetwijfeld erg oud en heel waardevol. Ze brachten het toen ze bezig waren hun huis gereed te maken voor hun vertrek. Ik was nog een klein jochie, en ik wist niet wat er stond te gebeuren. Nu weet ik dat er twee mogelijkheden waren: ze gingen onderduiken of ze wachtten tot ze werden opgehaald voor transport naar Westerbork. In elk geval heb ik ze niet teruggezien.

Het geschenk kwam in de serre, waar het vrijwel tot het plafond reikte. Daar bleef het staan tot in de winter van 1944 mijn vader het naar de tuin sleepte en met een bijl in stukken ramde. Het was een barbaarse daad, die me behoorlijk aangreep. De enorme, mysterieuze klok was me dierbaar geworden.

Er was gebrek aan alles die winter, en vooral ook aan brandstof. Huizen werden van binnen gestroopt; overal in de stad vielen bomen ten offer aan illegale kap. Wat mijn vader deed was dus niet zo bijzonder. Maar veel warmte leverde het niet op. Ik denk dat de klok in een uurtje was opgebrand.

Nu, bijna tachtig jaar later, is in het dorp Kalenberg waar ons vakantiehuisje staat de jacht op hout heropend. Het begon onmiddellijk na de Russische inval in Oekraïne, en heeft sindsdien steeds groteskere vormen aangenomen.

Kalenberg ligt aan het eind van een doodlopende weg middenin het Natura2000-gebied De Weerribben in de Kop van Overijssel. Het is de laatste jaren zeer in trek bij Randstedelingen die op zoek zijn naar een mooie, gezonde, rustige plek om te wonen en – voor sommigen – om van daaruit te werken. Ze behoren zeker niet tot armste Nederlanders. Niettemin sprokkelen ze nu fanatiek hout, niet omdat ze anders deze winter aan hun stoelen zouden vastvriezen, maar omdat het een mooie manier is om geld te besparen. Bovendien: wat hoort er nu meer bij het landleven dan een gezellig vuurtje van zelf vergaard hout? En zo zie ik m’n vriend P. voorbijstrompelen met een kruiwagen, volgeladen met oude deuren die hij bij de sloop kon ophalen, en verdwijnen de muren van sommige huizen langzamerhand volledig achter keurig op maat gezaagde stukjes stam.

Nu het kouder wordt gaan de houtkachels niet meer alleen ’s avonds aan, maar branden ze de hele dag. De scherpe geur ruik je overal. Voor mij is dat het moment om het vakantiehuisje voorlopig vaarwel te zeggen, want tegen al die rook zijn m’n zieke longen niet opgewassen.