De ouders van Knut Folkerts

UN, 1977

Voor de ouders van Knut Folkerts is het een volledig raadsel hoe hun zoon in Utrecht politieman Arie Kranenburg heeft kunnen doodschieten. ‘We begrijpen er niets van’, zegt de vader. ‘Hij was altijd een zachtaardige, intelligente jongen. Er was niets bijzonders met hem aan de hand.’

Rudolf Folkerts en zijn vrouw zitten vertwijfeld in hun benedenflat in een rustige buitenwijk van Karlsruhe. Het is nu een week geleden dat zij hoorden wat hun zoon in Utrecht had gedaan. Ze zijn nog altijd radeloos.

‘Ik was al bang dat het op een verschrikkelijke manier zou eindigen’, zegt de moeder, een kleine, zeer snel pratende vrouw van midden vijftig. ‘Vanaf november ’76 is Knut opgejaagd. En mensen die opgejaagd worden gaan zich gemakkelijk als desperado’s gedragen. Nee, ik wil m’n zoon allerminst vrijpleiten, maar toch is de Bondsrepubliek medeschuldig. Wat hier in Duitsland gebeurt met mensen die zonder al te sterke aanwijzingen in verband worden gebracht met de Rote Armee Fraktion is gewoon schandalig. Die mensen weten dat ze – ook al is er geen spoor van bewijs – opgepakt worden en voor onbepaalde tijd de cel ingaan. Daarom duiken ze onder. En dan wordt de jacht geopend. En dan vervallen ze van kwaad tot erger. Vanaf het moment dat hij gezocht werd ben ik ontzettend ongerust geweest. Ik dacht: dat eindigt met geweld, met schieten’.

De vader: ‘Wij verafschuwen geweld. Wij keuren volstrekt af wat onze zoon gedaan heeft. Het is onder geen enkele omstandigheid te rechtvaardigen. Dat zullen wij ook schrijven aan de nabestaanden van brigadier Kranenburg. Geloof u mij als ik zeg dat wij intens met zijn gezin meeleven. Wij schamen ons. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat Knut nog steeds onze zoon is en dat wij hem niet in de steek laten.’

Het echtpaar Folkerts heeft vier zonen: twee in de gevangenis en twee daarbuiten. Want behalve Knut zit ook de 29-jarige Uwe vast, verdacht van lidmaatschap van de RAF. Van Uwe wordt gezegd dat hij auto’s voor de RAF zou hebben gehuurd en dat hij betrokken was bij wapensmokkel. Zijn ouders weten niet of er een grond van waarheid in die beweringen zit. ’t Enige wat zij kunnen zeggen is dat zij in ieder geval nooit iets van illegale activiteiten van Uwe hebben gemerkt.

Knut Folkerts dook onder nadat bij een routine-controle op de autobaan de RAF-leden Siegfried Haag en Roland Mayer waren gearresteerd en in hun auto belastende papieren waren gevonden.

De ouders hadden in die tijd al ongeveer een maand of zes niets meer van hun zoon gehoord. De vader: ‘De laatste vier jaar was het contact steeds minder geworden. We zagen hem niet vaak meer. Hij leidde zijn eigen leven’.

De familie Folkerts woont al 23 jaar in Karlsruhe. De vader heeft er, evenals de vader van Gunther Sonnenberg, een goede baan bij de spoorwegen. Hij is inspecteur bij de technische dienst. Zoon Knut had op de lagere school met leren geen enkel probleem. Hij ging naar het gymnasium en kwam vervolgens terecht op de hogere handelsschool. Het zag er naar uit dat hij net als zijn broer Uwe handelswetenschappen zou gaan studeren. Maar hij koos tenslotte voor de kunst.

Als kleine jongen was Knuts hobby de padvinderij geweest. Als tiener werd het de popmuziek. Hij kwam terecht in een band, Expression genaamd. Hij was lead-zanger en speelde gitaar en mondharmonica. Later zou zijn lievelingsinstrument de piano worden en zou hij zich ook steeds meer voor serieuze muziek gaan interesseren.

Duitse kranten beweren dat Knut sterk zou zijn veranderd na een mo- torongeluk, dat hem overkwam toen hij achttien was. Zijn ouders ontkennen dat. ‘Hij is precies dezelfde gebleven’, aldus de vader. En hij voegt er aan toe: ‘In de Duitse pers wordt zoveel beweerd, worden zoveel leugens geschreven. U bent de eerste en enige journalist die wij in ons huis toegelaten hebben. En dat hebben wij alleen gedaan omdat u uit Utrecht komt en meteen gezegd heeft wie u bent. Het is ons goed recht om te weigeren de pers te woord te staan. Daarvan maken wij gebruik. En ik zal u zeggen wat er dan gebeurt: Een paar dagen geleden word ik opgebeld. ‘Met het Bundeskriminalambt’ zegt een stem. ‘Over tien minuten zijn we bij u om nog enkele zaken met u te bespreken’. ‘Maar alles wat ik weet heb ik u al verteld’, zeg ik. De stem antwoordt: ‘Het gaat om een paar details; we zijn zo bij u’. Een paar minuten later zijn ze er inderdaad. En gelukkig vallen ze al snel door de mand als journalisten van de Bunte Illustrierte. De pers hier in Duitsland maakt onschuldige mensen kapot. Bij de boulevardbladen zit het grootste tuig van de Bondsrepubliek.’

(Op 15 augustus was er in Karlsruhe een voorstelling van De verloren eer van Katharina Blum, een toneelstuk naar een roman van Heinrich Böll. Het stuk laat zien waardoor geweld ontstaat en waartoe het leiden kan. Het is de geschiedenis van een aantal mensen, van wie het leven wordt geruïneerd door de Bildzeitung.)

De vader: ‘Wij hebben u ontvangen, maar wij willen ook met u eigenlijk niet praten. Want wij vertrouwen niemand meer. Bovendien zijn wij niet in een gemoedstoestand om verklaringen af te leggen. Wij moeten eerst proberen onszelf terug te vinden.’

Een jaar of vijf geleden ging Knut weg bij zijn ouders. Samen met twee vrien- den huurde hij later een zolderverdieping van een huis in de Luïsenstrasse in Karlsruhe. Die vrienden waren Gunther Sonnenberg en Christian Klar (24). Alle drie worden zij verdacht van de moord op procureur-generaal Siegfried Buback, op 7 april op klaarlichte dag in Karlsruhe. Folkerts zou bij de aanslag de motorfiets hebben bestuurd.

De justitiegebouwen waarin Buback werkte worden nog steeds zwaar bewaakt. Overal in de struiken zitten bewapende agenten. Van bezoekers wordt de bagage grondig onderzocht. En toch werkt het systeem niet feilloos. Bijvoorbeeld: je moet binnenkomen in de portiersloge voor pascontrole en fouillering. Er ligt een machinepistool op tafel. En terwijl je in het hokje staat, stopt er een auto. Waarop de hele bewaking naar buiten loopt en je met het machinepistool achterlaat.

Knut Folkerts radicaliseringsproces schijnt pas te zijn begonnen nadat hij het ouderlijk huis had verlaten. Hoe het precies in zijn werk gegaan is weet hij alleen. Wél lijkt het duidelijk dat Gunther Sonnenberg een belangrijke invloed op hem had. En van Gunther wordt aangenomen dat hij geweld is gaan beschouwen als een aanvaardbaar middel om de Duitse maatschappij te veranderen nadat hij als zestienjarige jongen een jaar naar Amerika is geweest. Dat gebeurde in het kader van een scholieren- uitwisselingsprogramma. Hij kwam terecht in Detroit, een stad met een grote zwarte bevolking.

Christian Klar, ook al een jongen uit de gegoede burgerij, is waarschijnlijk eveneens door Sonnenberg ‘meegenomen’. Want toen hij de zolder betrok was hij nog lid van de Jongdemocraten, de jeugdafdeling van de liberale FDP.

Het gezin Klar verhuisde een aantal jaren geleden naar een villadorp 24 kilometer verderop. Christian kwam terug naar Karsruhe om pedagogie te studeren. Hij wilde leraar worden.

Na een schietpartij in Singen werd, behalve Gunther Sonnenberg, ook Verena Bender gearresteerd. Van de kern van de zogenaamde Haag-Mayerbende waren toen alleen nog Knut Folkerts en Christian Klar op vrije voeten. De Duitse justitie neemt aan dat zij daarna aansluiting hebben gezocht bij een andere groep van de Rote Armee Fraktion. Of Folkerts en de nog altijd voortvluchtige Christian Klar te maken hebben met de ontvoering van werkgeversvoorzitter Schleyer is niet duidelijk. De ouders van Folkerts geloven er in ieder geval niet in. De vader zegt: ‘Er gingen geruchten dat Knut vorig jaar al naar het buitenland is gevlucht, en ons leek dat waarschijnlijk. Maar met zekerheid kunnen wij niets zeggen. Wij hebben geen zekerheden meer. Wij staan alleen voor raadsels. Ik heb vanmorgen nog met mijn twee andere zoons gebeld, en ook zij begrijpen niet wat Knut in Utrecht heeft kunnen doen.’

De indruk die vader Folkerts maakt is er een van totale verslagenheid. Hij gaat zitten, staat op, gaat weer zitten, ‘Dit is het laatste wat wij van Knut hadden verwacht. Het leek zo goed te gaan met die jongen.’

Op het dressoir staan een paar foto’s van kleuters. Eén van die kleuters zal Knut wel zijn.

Hun afkomst uit de intellectuele bovenlaag van de Duitse samenleving hebben Folkerts, Klar en de andere leden van de ‘Haag-Mayerbende’ ge- meen met de RAF-ers van het eerste uur, met Baader, met Ulrike Meinhof, met al die anderen. Dat juist mensen, afkomstig uit dergelijke bevoorrechte milieus tot terreurdaden komen maakt het voor heel wat Duitsers allemaal des te onbegrijpelijker. Voor de taxichauffeurs in Karlsruhe bijvoorbeeld. Je hoeft de naam Folkerts maar te laten vallen en het begint: ‘Als het nu arme mensen waren die niet te eten hadden dan snapte je er tenminste nog iets van. Maar dat deze gasten zulke dingen doen…’

En drie keer achter elkaar, in drie verschillende taxi’s: ‘Wat jammer dat ook in Holland de doodstraf niet bestaat.’

Wat is de reden dat in de Bondsrepubliek steeds maar weer nieuwe, veel- belovende mensen bereid zijn tot gewelddadige anarchistische daden? Het vinden van het antwoord op die vraag is van vitaal belang voor de Duitse samenleving. Belangrijker waarschijnlijk dan het posteren van nog meer politiemannen met pistoolmitrailleurs achter palen op vliegvelden, in struiken rond overheidsgebouwen en in auto’s bij belangrijke personen, die voor ontvoering in aanmerking lijken te komen.

De ouders van Folkerts blijven als het even kan zoveel mogelijk thuis. ‘Ik kan op het ogenblik niet werken. Ik wil bovendien zoveel mogelijk bij mijn vrouw blijven’, zegt de vader. Hij gelooft dat zijn zoon ziek is, dat de Duitse pers ziek is, dat de politie en de justitie ziek zijn en dat de Duitse samenleving als geheel ernstig ziek is.

In de trein op weg naar Nederland zegt een medepassagier, een Duitse advocaat: ‘Het bestaat niet dat een handjevol terroristen van Duitsland een politiestaat kan maken. Als wij een politiestaat worden ligt dat niet aan die terroristen, maar aan onszelf.’