De redding van een skelet

2009

Onbewoonbaar verklaren. Dat deed de gemeente vroeger veel. Als een huisje niet aan de minimum-eisen voldeed, werd het dichtgetimmerd. En dan duurde het meestal niet lang tot jochies er de fik in staken. Zodat je weer een paar parkeerplaatsen had.

Toen Wim van Willigenburg (65) begin jaren tachtig VVD-wethouder openbare werken en monumentenzorg werd, was dat nog de Utrechtse praktijk. Hij stoorde zich daaraan. Want dankzij een artikel in het Utrechts Nieuwsblad over een jonge vrouw die een onbewoonbaar verklaard huisje in de Tuinstraat (eigenlijk een steeg) had gekraakt, was hij tot het inzicht gekomen dat het doodzonde was als de stegenstructuur in de Binnenstad verdween.

Hij had in het ambtelijk apparaat al verscheidene ‘vlugschriften’ rondgestuurd, bestaande uit een vel A3 met een foto en een vrij dichterlijke tekst, en nu kwam er ook een vlugschrift over stegen, die volgens hem ‘het skelet vormden van de Binnenstad’. Vervolgens ging hij met een aantal invloedrijke ambtenaren naar de kraakster in de Tuinstraat. ‘Ik vond haar zeer moedig. We zijn langs geweest om onze bewondering uit te spreken.’

Er valt een naam: Barend Schreuders, jarenlang raadslid voor de CPN. Man van gezag. Onkreukbaar. Lijnrecht tegenover de VVD-wethouder als het over de stegen ging. Uitbannen wilde Schreuders alles wat te maken had met mensonwaardige omstandigheden waaronder arbeiders moesten wonen. Niks romantiek. Rottigheid.

Van Willigenburg vertelt dat zijn collega-wethouder Harteveld eens opmerkte dat gezinnen met kinderen niet in de Binnenstad thuishoorden, en zeker niet in stegen. ‘Ik zei: ‘Zijn we nu helemaal gek geworden.’

‘Nu voegt hij er aan toe: ‘We hebben er toen voor gepleit de mensen terug te laten komen naar de Binnenstad. Maar ik vraag me af of de bewoners er nu nog wel zo blij mee zijn, want er zijn wel erg veel evenementen.’

Nee, hij is niet enthousiast over het gemeentebeleid. ‘Utrecht heeft een grote traditie op het gebied van slopen. Afbreken, dat kunnen we goed.’ De sloop van de Mariakerk in de negentiende eeuw, één van de grootste romaanse kerken in de noordelijke Nederlanden, gaat hem nog steeds aan het hart.

Thuis, in Utrecht-Oost, heeft hij een ingelijst gemeentestuk waarin de Jaarbeurs in de jaren twintig twee bouwplaatsen krijgt aangeboden: de Catharijnesingel en het Janskerkhof, op de plaats van de Janskerk, ‘want die was er toch slecht aan toe’.

Met de stegen, is het daarmee tenslotte toch weer goed gekomen? Maar heel betrekkelijk, vindt Van Willigenburg. Over de zuidelijke Binnenstad kun je redelijk tevreden zijn, ook al bestaan de nieuwe huisjes daar volgens hem voor een flink deel uit ‘crisisbouw’. ‘De VVD werd weggehoond als we zeiden dat de dominantie van de sociale woningbouw veel te groot was. Met zeventig, tachtig procent in de sociale sector roep je de verpaupering op’.

Maar wandelend door stegen met nieuwe huisjes moet

160

161

Van Willigenburg toegeven dat de voorspelling niet is uitgekomen. Het had mooier, zorgvuldiger, eleganter gekund, maar verpauperd is het niet. En hoe zit het met de stegen in het midden van de oude stad? ‘Veel ongunstiger. De Zakkendragerssteeg is er aardig bovenop gekomen. Maar neem de stegen aan weerskanten van de Hema. Niks van over, na de winkeluitbreiding.’

Als wethouder liet hij destijds een inventarisatie maken van alle stegen in de Binnenstad. Het waren er driehonderd. Niet bijgehouden is hoeveel er nog toegankelijk zijn. En wat is toegankelijk? ‘Als je ergens een deur ziet waar wel eens een steegje achter kan zijn dan druk je er gewoon hard tegen’, zegt hij, en neemt op de Lange Nieuwstraat de proef op de som. En ja hoor, de deur gaat open.