De stille kracht

Hij schrijft Vierde Macht met hoofdletters, maar heeft er geen goed woord voor over.

Jan Verheugen geeft al 22 jaar een uitgebreide nieuwsbrief uit over de Utrechtse politiek. Ze heet ‘Nieuwsch en ander Nieuwsch’ en verschijnt ongeveer eens per veertien dagen. De Vierde Macht komt er uitsluitend in negatieve zin in voor.

Misschien weet niet iedereen wat de vierde macht is.

Daarom dit:

Bij zijn start als lector bestuurskunde in Utrecht haalde René Crince le Roy in 1969 meteen de hele Nederlandse pers. De stelling van zijn openbare les luidde: behalve de wetgevende, de uitvoerende en de juridische macht (de trias politica) is er nog een grote machtsfactor: het ambtelijk apparaat, de bureaucratie. Dat is de vierde macht.

Het werd een begrip.

Volgens Jan Verheugen is de vierde macht in Utrecht zelfs de eerste macht. De ambtenaren maken de dienst uit. Terwijl de gemeenteraad – het hoogste orgaan van de stad – dat hoort te doen. Verheugen in zijn nieuwsbrief: ‘Ondanks af en toe een positief te waarderen oprisping van verantwoordelijkheidszin, is de gemeenteraad als geheel incapabel’.

‘De ambtenaar is van jou en van mij’, stond boven het interview dat ik had met Leo Klinkers, gepromoveerd op het proefschrift Openbaarheid van bestuur.

Ik kende Klinkers van de inspraak over de (toen) toekomstige wijk Lunetten. We deden daar aan mee, niet omdat we er wilden wonen, maar uit professionele nieuwsgierigheid. We werden goede kennissen. Toen hij later uit Utrecht vertrok verloren we elkaar uit het oog.

Volgens Klinkers moest de ambtenaar een civil servant zijn, een dienaar van de burger. In die tijd, een halve eeuw terug, begon het daar ook een beetje op te lijken. Je kon rechtsreeks met ambtenaren bellen of ze (soms onaangekondigd) opzoeken in het stadhuis en ze vragen waarmee ze bezig waren.

Maar na een poosje begon dat toch weer te veranderen. De toeschietelijkheid ging er af. De afdeling voorlichting, oorspronkelijk drie man sterk, dijde uit tot een gigantisch propaganda-apparaat van b. en w. en fungeerde tevens als cordon tussen burger en stadhuis. Als je vroeg voor wie een ambtenaar werkte, dan noemde hij vaak een wethouder.

Nu, weer zoveel jaren later, zijn het college en de gemeenteraad min of meer in dienst van de ambtenaren.  Dat vindt althans Verheugen. Oorzaak is volgens hem de zwakte van het openbaar bestuur.

Dat zou misschien nog niet zo erg zijn als die Utrechtse ambtenaren prima werk leveren. Maar zo is het niet. Verheugen: ‘Ze schrijven wauwelnota’s en zijn kampioenen in het verzinnen van onnutte dingen die veel geld kosten. Ook hebben ze de neiging om de eigen club nog verder uit te breiden’.

Ik zoek naar Leo Klinkers op het internet en zie dat hij net weer een boek publiceerde: ‘Over bekwaamheid en geschiktheid van politieke ambtsdragers’ heet het. In de toelichting: ‘Hoe disfunctioneel, kortzichtig, amoreel en immoreel bestuur de diepste crisis van ons politieke systeem na de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt.’

Ik ga het kopen, en Leo melden wat ik er van vind.

Het boek lijkt me ook wel iets voor Jan Verheugen, de  I.F. Stone van Utrecht.

Stone bracht tussen ‘53 en ’71 in Amerika een nieuwsbrief uit met vaak enorme primeurs, na minutieus zoeken opgeduikeld uit stukken van de overheid.

Hij noemde zijn eenmanskrant naar zichzelf. Zoiets is niks voor Verheugen. In zijn Nieuwsch en Ander Nieuwsch komt zijn naam zelfs helemaal niet voor. Hij werkt in de luwte, maar hij doet daar hetzelfde als Stone: uitpluizen, uitpluizen en uitpluizen.

Zo nu en dan geeft hij ook commentaar, zoals:

‘Utrecht heeft een college van B. en W. nodig dat niet uit de kaartenbak van deelnemende partijen komt, maar in plaats daarvan materiekennis, voldoende financiële deskundigheid bezit en vooral in staat is de Vierde Macht te dwingen naar de positie waar die hoort. 

De stad mag zich een burgemeester wensen die wars is van media-vertoon/beeldvorming en die krachtig leiding kan geven aan de processen die nodig hun loop moeten hebben. Alle collegeleden moeten op hun werk zijn, geen nevenfuncties bekleden en het reizen aan anderen laten’.

Voor Dennis de Vries lijkt hij een zwak te hebben. Maar niettemin:  ‘En de PvdA-wethouder voor wonen maar denken dat hij enige invloed heeft. Vergeet het maar. De wethouder moet er aan de voorkant bij zijn, jaren eerder, en zich dan Trumpiaans dik maken, met een bundel piketpaaltjes en een hamer in de hand.’

Verheugen is de jongste niet meer. Volhouden Jan.