De zekerheden van een Dennendal-staflid

UN, 1974

Ada Benting, ontslagen staflid van Dennendal, zit op de bank in haar flat en zegt: ‘Ik ben zelf stomverbaasd dat ik aan een bezetting heb meegedaan, dat ik me in een overvalwagen heb laten afvoeren. Eigenlijk is dat maar niks voor zo’n keurig opgevoed meisje als ik. Toch wist ik natuurlijk heel goed wat ik deed. Ik had er ontzettend diep over nagedacht. Maar er zat gewoon niets anders voor me op. Ik heb m’n hele leven hard gewerkt, ik heb altijd erg m’n best gedaan. Ik was ervan overtuigd dat we in Dennendal goede dingen deden. Ik moest me wel verzetten toen ze aan Carel, en daarmee aan Dennendal, kwamen. Ik zette m’n baan op het spel. Maar als Dennendal teruggedraaid wordt dan verandert het zo ingrijpend dat ik me er niet langer mee verbonden voel. Dan kan ik net zo goed ergens anders gaan werken. Liever zelfs. Ik zou het niet kunnen aanzien, de terugval van de pupillen die je dan krijgt. Ik zou er emotioneel aan kapot gaan.’

Ada Benting is 34 jaar en ongetrouwd. Ze woont zes hoog in een flat in Zeist. ’n Huiskamer vol planten en boeken. ’Een piano. En aan de wanden eigen handenarbeidprodukten, ’t Huis van een bezige bij.

Ada is een meisje uit Drenthe, opgevoed in een afgepast protestants milieu. Ze was de oudste van vijf kinderen. Na de mulo was er geen geld om verder te leren. Jarenlang werkte ze in Schoonebeek op het kantoor van een suède- confectiefabriek. Daarna werd ze secretaresse op een lyceum. Ze zegt: ‘In mijn ouderlijk milieu wordt het leven helemaal voor je uitgestippeld. Alles wordt vastgelegd. En doorgaans denk je op je zestigste nog net zo als op je twintigste. Van mij werd verwacht dat ik omstreeks m’n twintigste vaste verkering zou krijgen en een paar jaar later zou trouwen. Ik heb inderdaad verkering gehad, maar trouwen deed ik niet. Want ik dacht: ‘dat is het niet’. Ik wilde niet trouwen omdat het nu eenmaal zo hoorde.’

Haar vrije tijd verdeelde ze tussen leidsterswerk bij de padvinderij en han- denarbeidcursussen. En zo langzamerhand groeide bij haar het plan om naar de academie Middeloo te gaan om creatief therapeute te worden. Ze was 26 toen ze ging. Het eerste jaar was een feest, maar tegelijkertijd een schok. ‘Het was heerlijk, ik zoog me helemaal vol met kennis. Maar door vakken als sociologie en psychologie merkte ik dat je op een heel andere manier kunt denken dan ik thuis gewend was. En daardoor kwam ik in een groot conflict met m’n milieu. De zekerheden waarmee ik was grootgebracht vielen weg. M’n ouders en ik vervreemden een beetje van elkaar. Er werd van mij verwacht dat ik elke veertien dagen een weekend naar huis kwam, maar ik ging hoe langer hoe minder.’

In de laatste jaren van haar studie begon ze als part-timer bij de WA-Stichting, bij oligofrenie (wat nu Dennendal heet). En ze kwam daar met een nieuwe zekerheid, namelijk dat zij een deskundige was op het gebied van creatieve therapie. Carel Muller en Jet Douwes waren er toen al.

Ada kreeg de opdracht om te werken met een uiterst moeilijk meisje, dat altijd alleen zat. Verder moest ze proberen of er nog wat te doen viel met een paar oude mannen, die al meer dan twintig jaar op de Stichting zaten en volledig waren gehospitaliseerd (afgestompt door een langdurig verblijf in een inrichting).

Na een jaar zei Muller dat het inderdaad beter ging met die mensen, maar dat hij niet wist of dat nu aan Ada-als-mens of aan Ada-als-creatief-therapeute lag. Ada: ‘Dat kwam ontzettend hard aan. Ik had me een beroep opgebouwd, ik had me nieuwe zekerheden verworven, ik was een deskundige. En dan zegt Carel dat hij aan deskundigheid op zich niet zoveel waarde hecht. Naar mijn gevoel is dat eigenlijk het hele Dennendalconflict. Wij – de mensen van Nieuw Dennendal – ondergraven de autoriteit van de zogenaamde deskundigen. Dat is iets waar een heleboel mensen blijkbaar niet tegen kunnen. Ze willen orde, rust, zekerheid. Alles moet vaststaan, zoals bij mijn ouders.’