Gods water

De slaap komt snel, maar is ook snel voorbij. Om vier uur ‘nachts kijk ik vanuit het huiskamerraam naar de winkel/salon op de hoek van het Oudkerkhof. Je kunt daar een gezichtsbehandeling krijgen met bijzondere zeep. Iets nieuws, lijkt me, maar ik geef direct toe dat ik slecht op de hoogte ben. 
Lang niet alle lichten binnen zijn uit. Dat valt op, omdat de pui helemaal van glas is.
Ik zoom uit tot halverwege mijn straat en zie dat voor het kleinste café van de stad, voorheen café ASP, iemand op de stoep zit. Trein gemist? Teveel gedronken? Volgens mijn mobieltje is het acht graden, dus doodvriezen zal hij niet.
Toen wij in 1980 hier kwamen wonen was ASP een buurtcafé waar oude mannen aan ‘t einde van de middag een jonge jenever dronken. De laatste jaren is het alleen open voor afstudeerfeestjes en dergelijke.
Gisteravond was er zo’n partijtje. Met wat drukken en trekken is er binnen plaats voor misschien dertig mensen. De rest van het gezelschap vermaakt zich buiten voor de deur. Daarvan hebben mijn vrouw en ik geen last, want we slapen aan de achterkant. Voor een heleboel andere mensen is het wèl een probleem. Alle kantoren in Achter Sint Pieter zijn de laatste tien jaar omgetoverd in kleine appartementen. Het is een echte woonstraat geworden, met daartussen dan dat feestcafe.
Toch zijn er volgens mij weinig klagers. In de Nobelstraat en de Nobeldwarsstraat ligt dat anders. Elke nacht is daar oudejaarsnacht. De straat boordevol mensen en geluiden. Praten, lachen, zingen, kortom: volop lol. Je zult er maar wonen. Maar je vindt niet gauw  iets anders in deze tijd van woning- en kamernood. 
De Nobelstraat-overlast speelt al lang, maar neemt duidelijk toe. En wat doet de stadsregering? Grijpt die in, bijvoorbeeld met sluitingstijden? Nee, er komt eerst een onderzoek. 
Intussen gaat datzelfde bestuur wel door met verordonneren hoe wij ons moeten gedragen. Dat gebeurt door allerlei geboden en verboden. Op straat geen reclames meer voor vliegreisjes (terwijl de burgemeester van hot naar her vliegt), betaald parkeren in de hele stad (de wethouder van verkeer hoopt dat veel mensen hun auto dan wegdoen), geen levende dieren in kerststallen, uitsterfbeleid voor benzine-tankstations.

Maar als het om werkelijk belangrijke dingen gaat laat de politiek Gods water over Gods akker vloeien. Neem de triomfantelijke mededeling dat de bevolking van Utrecht sneller groeit dan verwacht (nu ongeveer 364.000 inwoners, over zes jaar meer dan 400.000, mede daarom 55.000 nieuwe woningen nodig). Dat is geen goed bericht, maar een onheilstijding, want van zoveel huizen bouwen komt niks terecht. En dat betekent dat de woningnood voor de lage- en middeninkomens (de rijkeren redden zich altijd wel) alleen maar toeneemt en de tweedeling groeit.

Ooit had Utrecht het beleid dat je uitsluitend een woonvergunning kreeg als je economisch aan de stad gebonden was of er (bijvoorbeeld bij je ouders of je schoonouders) al woonde. Het uitgangspunt is nu dat iedereen welkom is, dat je de behoefte moet faciliteren, wat de gevolgen ook zijn.

Gewoon de zaak uit de hand laten lopen en aan de andere kant ons met allerlei regeltjes de wet voorschrijven. Dwaze stad.