Grote zaal

2005

De interviewster vraagt: ‘Houd je van Utrecht?’ Ik denk: ‘Wat is dat nou voor een vraag? Dat spreekt toch vanzelf ’. En mijn – misschien iets geërgerd klinkende – antwoord is: ‘Ja, natuurlijk’.

Maar later denk ik: ‘Waaruit blijkt die liefde dan?’ Misschien hieruit: elke keer wanneer ik de grote zaal van het Muziekcentrum binnenkom ben ik weer even sprakeloos. Ik vind het een indrukwekkende, bijna volmaakte ruimte. En dan hoop ik (dan wil ik) dat die kunstenaars op dat podium dat ook zó ervaren. En dat zij zich Utrecht zullen herinneren als die buitengewone stad met die fantastische concertzaal.Toch is er aan het Muziekcentrum ook iets wat me niet bevalt: ik kan me er slecht oriënteren. Ik weet niet aan welke kant ik ben, en soms ook niet op welke verdieping. Het is onduidelijk, en dat is onprettig. De mens wil namelijk van nature zijn omgeving in kaart kunnen brengen, kunnen ordenen. Hij probeert uit lijfsbehoud structuur te brengen in de wereld om hem heen. Net zoals dieren dat doen.