Hasj in de jaren van Liefde en Gelijkheid
2009
Van 1974 tot 1980 was VVD’er Henk Vonhoff burgemeester van Utrecht, en al die jaren bestreed hij Holly Hazenbos. Een ongelijke strijd, want Vonhoff had een uitgebreid gezagsapparaat achter zich, en Hazenbos was een volksjongen zonder enige invloed. Keer op keer belandde hij in het gevang, voor dagen, maar soms ook voor maanden. Zijn delict: hardnekkig hasj verkopen in Sarrasani op de Oudegracht.
Die kelder was een interessante ruimte, met terraria waarin grote slangen wachtten op maaltjes muizen en jonge konijnen. Daarop konden ze dan weer weken teren, wat goed uitkwam in perioden dat de politie de deuren had verzegeld.
Ik werkte in die tijd bij het Utrechts Nieuwsblad, en had ‘drugs’ in mijn portefeuille. Zo nu en dan dronk ik – als ik met Holly wilde praten – bij hem in de kelder één van zijn verrukkelijke vruchtensappen.
Ik was ook op zijn trouwdag, een geweldig feest, in een zaaltje ergens bij de Laan van Nieuw-Guinea. Holly zag er prachtig uit, als Elvis Presley in zijn beste jaren. Hij ging er prat op dat hij – in een tijd dat er op grote schaal met stuff geknoeid werd – uitsluitend kwaliteit verkocht. Hij blowde zelf niet, en selecteerde uitsluitend op reuk en kleur. Om te laten zien hoe goed hij
daarin was, nam hij me een keer mee naar adressen in Hilversum en Amsterdam. Daar besnuffelde hij partijtjes hasj en zei dan uit welk land ze kwamen en hoe goed of slecht ze waren. Volgens de verkopers was zijn score steeds honderd procent.
Na het vertrek van Vonhoff veranderde het klimaat in Utrecht. Hasj-verkoop werd gedoogd, en werd tevens commercieel heel interessant. Hazenbos kreeg het gevoel dat grote jongens uit de onderwereld aasden op zijn kelder. De zo trouwhartige, coole gozer met zijn leuke Haagse accent veranderde in een opgefokte figuur, die aan de deur kwam of opbelde met verhalen dat hij achtervolgd werd.
PSP-raadslid Rob van Gemert, zijn toeverlaat, vertelde me dat Holly cocaïne was gaan snuiven. Het bleek dat hij een pistool had, en daarmee schoot hij in het wilde weg toen de politie hem bij zijn huis in Lunetten wilde aanhouden omdat een achterlicht het niet deed. De agenten zochten dekking achter hun auto en losten vervolgens een dodelijk schot.
Max Daniël, een Zwitserse oud-leerling van de School voor de Journalistiek, is een andere jonggestorven figuur uit de Utrechtse cannabis-scène. In tegenstelling tot Holly was hij iemand met intellectuele en wetenschappelijke belangstelling. Zijn winkel ’t Grasje was het epicentrum van de veredeling van nederwiet. Een interessante prater was hij, met uitgesproken opvattingen over politiek en maatschappij. Waaraan hij is overleden, weet ik niet.
Lang voor Daniël en Hazenbos werd er natuurlijk al hasj gerookt. In de late jaren vijftig gebeurde dat vooral in het milieu van jonge schilders, dichters en bebop-musici. Er hing een sfeer omheen van exclusiviteit. De democratisering van het wietgebruik voltrok zich een decennium later, toen scholieren, studenten en andere twintigers stickies gingen opsteken. Ze kochten de hasj vooral bij leeftijdgenoten, die van hun vakantie in Marokko of Afghanistan een paar onsjes hadden meegenomen, en een deel daarvan weer aan anderen overdeden.
Er waren ook wel vaste adressen, meestal in kraakpanden, bijvoorbeeld in de Stationsstraat (voordat HC werd gebouwd) en Boothstraat 8.
Rob van Gemert herinnert zich nog hoe hij aan zijn eerste hasj kwam. ‘Ik kreeg
het van een medestudent in een lucifersdoosje.’ Een grote gebruiker is hij nooit geworden, en dat geldt voor veel van zijn generatiegenoten. Bij het Utrechts Nieuwsblad schreef Tom Flesseman in de jaren ’60 over pop- muziek en de jongerenscène. Hij versloeg in ’67 en ’68 de twee grote popfestivals in de Jaarbeurs, Flight to Lowlands Paradise 1 en 2. Er werd volop geblowd, maar Tom rookte niet mee. Hij begon pas later, toen hij bij het Algemeen Handelsblad werkte. Van een paar trekjes had hij een dag later nog last. ‘Er zat voor mij maar één ding op: er weer mee te stoppen.’
De organisatoren van de twee Flights waren Van Gemert en de kunstschilder-hippie Bunk Bessels. Ergens tussen oude paperassen vind ik een ongedateerd exemplaar van Volte, een Utrechts undergroundblad, met een verslag van Bunk Bessels van een happening in Alexandra Palace in Londen. ‘Verschillende mensen waren al stoned en liepen met wazige of verrukte blik tussen het publiek dat nauwelijks acht op hen sloeg’, schrijft hij ergens. En hij vervolgt: ‘Dat was juist het allerfijnste van deze happe- ning. Men kon zingen, schreeuwen, dansen, zitten, lopen of hangen of de liefde maken waar en op welke manier men dat zelf wilde. (-) Deze mensen hebben de oplossing gevonden voor een nieuwe wereld, namelijk Liefde, Verdraagzaamheid en Gelijkheid’.