Intro Razende Reporter (zomer 2017)
Als de trein van Praag naar Bratislava onderweg een grote bocht maakt zijn we er bijna. Het is het moment om de tien studenten van de School voor de Journalistiek, die een krant gaan maken over de vriendschapsband van Utrecht met Brno, te waarschuwen. ‘Jongens, let op, ons doel komt in zicht.’
Acht jaar doe ik dat al zo, en elke keer komen er van de tien maar een
stuk of zeven in beweging. De anderen blijven gewoon doen wat ze al
deden: lezen, of in de laatste jaren, op (of in?) hun telefoontje kijken.
Ik begrijp dat niet. En ik word er ook wrevelig van, want ik vind het raar.
Een journalist moet nieuwsgierig zijn.
Maar het zegt niets. Ik weet uit ervaring dat die drie studenten die geen blik naar buiten werpen het in Brno gemiddeld even goed zullen doen als die andere zeven.
Tom Kellerhuis, hoofdredacteur van HP De Tijd, schrijft dat hij al vaak in Amerika was, maar nooit verder kwam dan Manhattan. Hij is vast wel een goede hoofdredacteur. Maar anders dan Kellerman wil ik altijd zien wat er verderop is. Anders dan die doorlezers in de trein ben ik een fanatieke om me heen-kijker.
Ik begon in 1958 als leerling-journalist bij het Rotterdams Parool. Daarna werkte ik drie jaar bij het Deventer Dagblad en vervolgens negentien jaar bij het Utrechts Nieuwsblad. Het is nu begin 2017, en ik schrijf nog steeds. Bijna zestig jaar doe ik het dus al, want in de twintig jaar dat ik op de School voor de Journalistiek werkte, stopte ik er niet mee, en na mijn pensionering ook niet.
In het beste geval waren mijn stukjes, op het moment dat ze verschenen, helder en informatief. Dat kon het geval zijn als de lezer beschikte over een zekere hoeveelheid actuele kennis. Langzamerhand zakt die kennis natuurlijk weg. En als je sommige van die artikelen nu, zoveel jaar later, leest dan spreken ze niet meer zo aan, om het aardig te zeggen.
Maar er zijn naar mijn idee ook verhalen, en delen van verhalen, die het goed overleefden. De meeste gaan over Utrecht, maar er zijn ook berichten van elders, zelfs uit verre landen. Veel oude artikelen komen uit het Utrechts Nieuwsblad, de nieuwere uit Kunst en Educatie, Stadskrant Utrecht, Inzaken, Groene Amsterdammer, NRC-Handelsblad en niet te vergeten de Binnenstadskrant, waarvan ik sinds 2002 de motor ben.
In de teksten die door de selectie kwamen veranderde ik vrijwel niets, ook al kostte me dat wel eens moeite. In het stukje over Jan Cremer staat bijvoorbeeld dat hij een sigaret nam uit ‘ons pakje’. Dat was mijn pakje natuurlijk, maar ‘mijn’ en ‘ik’ durfde ik toen (in 1960) nog niet te schrijven.
Sommige stukken, die ik wel goed, maar te lang vond, kortte ik wat in.
Ik hoop dat mijn drie kleinzoons, voor wie dit boek in eerste instantie is bedoeld, zo nu en dan iets in Razende Reporter lezen. Ze komen dan wat meer aan de weet over hun opa en over de tijd waarin hij leefde. Ik ben nu tachtig, en ik ga er vanuit dat er ook voor mij nog ruimschoots gelegenheid is er in te bladeren.