Ko Samet

Ko Samet

Het meisje met het rossige haar en de sproeten komt gedecideerd op hem af. Krijgt hij het uitgemeten omdat hij naar haar keek? Maar dat kan toch niet? Een paar tersluikse blikken, daarover kan toch geen mens op een terras zich beklagen? Ze zegt: ‘Ik zag u vanmorgen uit uw huisje komen. Leuk zijn ze.  Ik zit behoorlijk primitief; ik denk er over om te verkassen’.

Geen Engelse dus, zoals hij had gedacht.

Hij zegt – en hij voelt zich een stuk zekerder dan dertig seconden geleden: ‘Ik ben heel tevreden over m’n huisje. Heel comfortabel. Ik kan het aanbevelen’.

Ze komt naast hem zitten. Opnieuw werpt hij een blik, maar nu minder tersluiks. Hij had het gisteren goed gezien: mooi, vooral ook door die lichtblauwe ogen.’

Ze kijkt naar de kranten op zijn tafeltje en zegt: ‘Als u ze uit heb, mag ik ze dan?’  Hij zegt:’ Opgespaard in Nederland. Wat ik uit heb gooi ik weg, maar ik heb nog steeds een hele stapel. Ik wilde het eigenlijk vooral ’s avonds doen, maar ik heb een beetje problemen met het licht. Ik bedoel: het is zo vroeg donker en ik kan bij niet al te goed kunstlicht die lettertjes zo slecht lezen. Het is iets van de laatste tijd, van het laatste half jaar of zo. Ik denk dat ik een leesbril moet.’

‘Nog meer gebreken?’, vraagt ze.

‘Ja….ik hou het hier ’s avonds niet zo lang vol. Om een uur of negen begin ik al te knikkebollen’.

‘Misschien heeft dat minder te maken met ouderdom dan met de warmte en de zon. Ik heb er tenminste ook last van…en ik ben pas 29. Hoe oud bent u, of mag ik ‘jij’ zeggen?’

‘Ik heet Wim en ik ben 47’

Ank is haar naam, en haar volgende vraag is: ‘En met de liefde, hoe is het daarmee?’

‘Wat krijgen we nou?’ , denkt hij. En hij zegt: ‘Rustig. Ik zit hier nu tien dagen in mijn eentje op dit eiland, en ik zie honderden prachtige vrouwen. Vroeger zou ik daarvan zeer onrustig zijn geworden; ik zou ’s nachts hebben liggen woelen in m’n bed. Maar nu blijf ik er heel gelijkmatig onder. Ik zoek ’s avonds heel tevreden in mijn eentje m’n hutje op. Ik vind het leuk om die vrouwen te zien, en meer hoeft van mij ook niet. Meer màg trouwens ook niet, want ik ben een vader met een vrouw die thuis op hem wacht’.

‘Zo mag ik het horen’.

‘Je krijgt me wel aan het praten.’

‘Terwijl ìk het juist was die wilde praten’, zegt ze. ‘Ik sprak je aan omdat ik zo’n zin had om wat te kletsen. De laatste dagen heb ik nauwelijks een woord met iemand gewisseld. Ja, ‘ a bananashake, please’ en ’thank you’ , maar dat was dan ook alles. Je moet oppassen dat je niet hardop in jezelf gaat kletsen.

Ze vertelt dat ze vier weken vakantie heeft, en dat de helft van de tijd er nu op zit. Thailand bevalt goed , één van de weinige landen waar je geen last had van opdringerige mannen, en dit eiland Ko Samet is helemaal een Bounty-droom.

De eerste dagen bekeek ze Bangkok, daarna ging ze met een Franse jongen naar het noorden. Nu, sinds woensdag, is ze hier.

Wim zegt dat zijn vrouw Joke nu weer in Delft is. Haar vakantie was om.

‘Zonde van zo’n dure reis om gelijk met mij terug te gaan’, had ze gezegd. Hij vond het een interessant avontuur: veertien dagen in z’n eentje op een ver strand. De bedoeling was geweest: veel lezen en lessen voorbereiden. Maar er was nog niet veel van gekomen. Inderdaad, hij is docent.

Hij krijgt zin in een biertje en merkt dat hij in een stemming komt zoals hij na het vertrek van Joke niet is geweest. Het gevoel van gelijkmatigheid is weg. ‘Oppassen’ , denkt hij, ‘even denken of ik dit wel wil’.

Hij vraagt wat zij voor werk heeft.

Maatschappelijk werkster bij Humanitas. En bezig met de voortgezette opleiding, een deeltijdstudie voor mensen met sociale academie. Bijna klaar, alleen de afstudeerscriptie nog. ‘Raar onderwerp: de romantische liefde. ‘Ik loop voortdurend na te denken over relaties. Ouderwets hè. Hoe vond je het trouwens dat ik naar je toe kwam?’

‘Ik dacht dat je me op m’n donder zou geven omdat ik zo naar je staarde’.

‘Dat deed je helemaal niet. Je zàg me niet eens.’

‘Je zat daar gisteren ook. En vanmiddag zag ik je op het strand’.

Als het meisje dat bestellingen opneemt in hun richting kijkt,  staat hij op en zegt:’Weet je wat? We drinken dat pilsje morgen. Zelfde plek, maar dan een uur eerder. Dan kunnen we misschien samen ook wat eten. En hier heb je dan vast wat te lezen’. En hij geeft haar zijn stapeltje kranten.

Hij staat op, zucht een beetje, knijpt haar even in haar hand en loopt richting Diamond Beach, waar zijn huisje staat. Als hij een meter of vijftien van haar af is begint hij zachtjes te zingen.

Zij bestelt intussen wat.

2

Het huisje staat onder de cocospalmen, aan de rand van het witte strand. Mooier kan niet. Terwijl hij onder de douche staat vraagt hij zich af of hij zich niet al te abrupt uit de voeten maakte. ‘Misschien’, zegt hij hardop in zichzelf, ‘maar het kon niet anders. Ik moest gewoon weg’.

Hij probeert zich voor te stellen hoe zij nu terugloopt naar haar hut. Maar hij weet niet waar dat is. Een kilometer verder waarschijnlijk,  daar waar hij haar aan het strand zag.

Ze zou wel een goedkoop hutje hebben, zonder douche en zonder wc. En met een matras op de grond.

In bed probeert hij te lezen, maar hij vindt de letters kleiner dan ooit.

Hij slaapt in met een tevreden gevoel over zichzelf. 

3

De zon komt op boven zee. Hij laat zich wiegen in de lauwe branding.

Onder de douche in z’n hut onderwerpt hij daarna zijn lichaam aan een inspectie. ‘Heb ik een oud lijf? Hij vindt dat het wel meevalt. Hij is, na meer dan vijf weken Thailand, aardig bruin. Weinig buik, geen spillebenen, alleen wel hier en daar een litteken (van een scooterongeluk, van een val met de fiets in het prikkeldraad.) ‘Zo gaat dat, het leven laat z’n sporen achter’.

4

Hij ontbijt op een terras . Er blaast een zacht windje. Aangenaam.

Op het programma staat de dagelijkse ochtendwandeling. Veel kanten kun je niet op: een pad langs de zee en een oninteressante zandweg iets meer het binnenland in, vol kuilen en diepe plassen.

Overal langs het strand zijn restaurantjes met daaromheen huttendorpjes. Afval ligt op grote hopen, die zo te zien nooit worden opgeruimd. Er omheen hangt een zure lucht van rottende kokosnoten.

Hij neemt – vanzelfsprekend – het pad langs het strand en ziet veel mensen die hij de vorige dagen ook zag.

Hij besluit koffie te drinken, ook al weet hij dat hij dat je dat beter niet kan doen. Alles is lekker in Thailand, behalve koffie.

En toch, het smaakt dit keer wel, en terwijl hij daar zit in een bamboe stoel in de schaduw van een palm ziet hij Ank. Ze ligt op het strand, op haar buik, en leest, haar hoofd in zijn richting.

Had hij haar maar eerder opgemerkt, dan was hij ergens anders gaan zitten. Want dit vindt hij niet leuk. Alsof het opzet is.

Hij rekent af, loopt snel naar het volgende strand, gaat daar de zee in en zwemt zo ver uit de kust dat hij op het andere strand kan kijken. Ik ben een gluurder, denkt hij. Hij ziet dat zij opstaat en zich begint in te smeren met zonnebrandolie. Een stukje van haar rug, tussen haar schouderbladen, is onbereikbaar voor haar smerende hand. Ze draagt alleen een slipje. Haar borsten zijn groot en zwaar.

De citroenlimonade na het zwemmen smaakt hem heerlijk, maar hij ergert zich aan het stelletje verderop op het terras. Hij had ze al zien aankomen toen hij nog in zee was: een blanke jongen van een jaar of 28 met een Thais hoertje. Geen twijfel mogelijk: wanneer je mensen hand in hand ziet lopen gaat het altijd om een hoer met haar klant.

Er zijn veel knappe Thaise vrouwen, maar geen knappe hoeren. Harde koppen. En met bovendien altijd de verkeerde kleren aan: te korte rokjes, te hoge hakken, te veel glitter.

Wat mankeert die mannen? Deze vent is nauwelijks ouder dan de jongens die hij les geeft. Is dat echt hun behoefte: een vrouw die altijd maar dat warme handje naar je uitsteekt, die alles goed vindt wat je doet? Moet je nagaan: honderd meter verderop ligt Ank en die is heus wel te porren voor een avontuurtje met een vent van haar leeftijd.

Hij drinkt z’n glas uit om weer een stukje te gaan wandelen. En hij denkt aan Ank, met meer warmte dan hij tot dusver deed. Het is waar wat hij tegen haar zei, dat hij niet zo erg naar een vrouw verlangde. ’t Was heel leerzaam, zo alleen. Maar aan de andere kant: hij had zich wel wat braver voorgedaan dan hij is. Alsof alles uitgesloten is omdat hij nu eenmaal getrouwd is. Maar ze lijkt hem wel iemand die ironie begrijpt.

Zin in Ank?

Ja.

Beetje bang?

Ja.

5

Ze draagt een wijnrode zijden bloes met lange mouwen en een lange rok in een nog iets donkerder kleur rood. ’n Beetje een hippie-meisje, denkt hij. Ze eet een fruitsalade.

Haar ogen zijn weer even blauw, haar blik is hartelijk.

‘Je bent mooi op tijd Wim’, zegt ze. ‘Lekker hè, dat fruit hier. ….

Eindelijk weer eens een goed gesprek, en dan nog wel met een docent’.

‘Heb je wat tegen me?’

‘Niks, ik zit je maar een beetje te plagen. Ik vind het zelf ook flauw.

Ik ben vandaag weer bezig geweest met m’n scriptie. Ik zou wel willen dat jij hem las

….als docent.’

‘Maar je weet niet eens waarin ik les geef…’.

‘Nou, waarin dan?’

‘Sociale geografie.’

‘Oh, dat komt goed uit, want je weet het…. mijn verhaal gaat over de liefde. Volgens mij moeten sociaal geografen daar veel van weten. Dat gaat toch over bevolkingsdichtheden en zo?

….Wat heb je vandaag gedaan?’

‘Gezwommen, langs het strand gelopen.’

‘Mij nog gezien?’

‘Ja, je lag te lezen.’

‘Geen behoefte om me even goeiendag te zeggen?’

‘Wel de behoefte, maar er niet aan toegegeven. Ik wilde het spannend houden, voor nu.’

‘Ik had best even met je willen praten. Of met je willen zwemmen.

….Zitten op dit terras, dat is kennelijk het enige dat je samen met mij wilt’.

‘Hmm’

‘Wat betekent hmm?’

Hij bestelt een grote fles bier met twee glazen en vraagt hoe de vakantie haar bevalt.

‘Ik weet het niet’, zegt ze. ‘Ik voel me in één keer niet zo jong meer. De hele tijd hier ben ik er al mee bezig dat ik bijna dertig ben’.

‘En dat vind je niet jong?.’

‘Niet echt jong, nee. ’n Hoop vrouwen van mijn leeftijd hebben een aantal belangrijke beslissingen al genomen. Wel of niet samenwonen, wel of geen kinderen. Ik ben dicht in de buurt van die keuzes geweest, maar nu is alles weer blanco. Er was iemand met wie ik wel wat wilde.Twee jaar een relatie. Ik dacht: over een jaar of drie zou het misschien leuk zijn om kinderen te krijgen. Maar sinds een paar maanden is het uit. Vandaar dat ik hier ook in m’n eentje ben’.

Hij probeert zoveel mogelijk begrip in z’n stem te leggen en zegt:’twee jaar is niet niks’

‘Nee, zeg dat wel. Maar je moet er ook weer niet al te dramatisch over doen. Er valt best te leven zonder partner, merk ik. Ze zeggen altijd dat het zo heerlijk is om iemand te hebben als klankbord, iemand die altijd naar je luistert, ook als het gaat om de onbelangrijkste dingetjes. Maar volgens mij dacht hij negentig procent van de tijd aan iets anders. Hij luisterde zelden.

……Op zo’n vakantie mis je iemand met wie je ervaringen kunt delen. Je ziet iets moois, en er is niemand met wie je daarover kunt praten. Je stemming wordt zo gelijkmatig. Jij had het daar gisteren ook al over. Niks hoogtepunten en dalen. Een vlak land, makkelijk te bereizen, maar een beetje saai.

En jij…….voel jij je op je gemak? Meer dan gisteravond bijvoorbeeld?’

‘Hoezo?’

‘Nou, ik vond dat je wel heel plotseling vertrok.’

‘Ja, dat was misschien ook wel zo. Ik had tien dagen nauwelijks gepraat, en plotseling zat jij op m’n huid.’

‘Voelde je dat zo?’

‘Ik kan er niks aan doen, ik heb daar gauw last van. Zo snel allerlei persoonlijke dingen zeggen, dat doe ik liever niet. Persoonlijk voor mijn doen dan, natuurlijk’.

‘Je vluchtte voor me.’

‘Als je ’t zo wilt zien.’

‘Je hebt nog geen antwoord gegeven. De vraag was: voel je je meer op je gemak?

‘Ja’.

Hij is even stil en vraagt dan of ze echt zo geïnteresseerd was in Nederlandse kranten.

‘Nee, ik wilde aandacht van een man, het liefst van een Nederlandse man, want alleen in het Nederlands kan ik me behoorlijk uitdrukken. Maar dan van wèl een man die ongevaarlijk voor me is, iemand op wie ik niet verliefd zal worden, maar die wel aardig is’.

‘En zo iemand ben ik?’

‘Ja, ik denk dat je wel aardig bent. En niet agressief. Ik denk niet dat je me zult verkrachten.’

‘Dank je voor het vertrouwen’.

‘Het klinkt misschien een beetje lullig voor je, maar ik wil gewoon het risico niet nemen dat ik verliefd word. En met jou zit dat er niet in. Je bent in de eerste plaats veel te oud en in de tweede plaats getrouwd.’

‘Hmm’

‘Al weer dat hmm. Wat betekent dat nu weer?.’

‘Ik denk na over wat je zegt.’

‘Voel je je beledigd?’

‘Ik voel me niet gestreeld.’

‘Waarom niet? Als een vrouw een bijna twintig jaar oudere man uitkiest om aandacht aan haar te besteden, dan mag die man zich best gestreeld voelen. Maar het had natuurlijk zo moeten zijn dat ik dacht: oh wat een heerlijke rijpe man, wat wil ik daar graag mee naar bed. Dat zou je gelukkig hebben gemaakt, hè?

Maar ga nou eens na: wat zou het tussen ons kunnen worden, straks in Nederland. Ja, op een verloren woensdagavond, als je vrouw naar een cursus is, dan zou je wegslippen uit je huis en als een gek naar Haarlem rijden om met mij een nummertje te maken. Lijkt je dat aantrekkelijk voor mij? Dus kan ik rustig een beetje met je aanpappen hier. Het schaadt me niet. Wat vind je daarvan?’

Hij zegt: ‘Heel diep in m’n hart zegt een stem: klote-griet, wat denk je wel? Denk je dat ik mij zo maar laat gebruiken?’

Ze legt haar hand, die niet warm is, koesterend op de zijne. ‘Lieve man, als het andersom was geweest, wanneer jij mij had aangesproken omdat je je na tien dagen zonder je vrouw zo eenzaam ging voelen, dan zou het geen moment bij je zijn opgekomen dat je gebruik van me wilde maken, hè? Je moet de dingen zien zoals ze zijn, ook als het om jezelf gaat. Ik wil me gewoon met jou amuseren. Daar is toch niets slechts aan?’

Hij moet dat toegeven, maar van harte gaat het niet. Hij heeft het gevoel dat haar redenering niet helemaal deugt, maar kan zo gauw het lek niet vinden.

Hij glimlacht. ‘Het is goed, ik zal m’n best doen je te amuseren. Maar verwacht er niet te veel van.’

Ze nemen nog een tweede biertje, eten rijst en foe yong hay en gebakken banaantjes.

De generator, die al telkens was aangeslagen als er een milkshake gemaakt moest worden, staat nu permanent te brommen. De zee is een donkere, ruisende massa, waarin zich langzaam de lichtjes van een vissersbootje verplaatsen.

Haar gezicht, in het lamplicht, heeft iets uitnodigends, met kleine lachrimpeltjes aan weerskanten van haar ogen. Hij zegt tegen zichzelf dat hij zich niet moet laten misleiden door wat hij meent te zien.

‘Breng je me naar m’n hut?’, vraagt ze.

Ze woont drie stranden verder, en haar zaklamp bewijst onmisbare diensten. Hij denkt: hoe kom ik nu straks weer terug?

Ze hebben allebei hun aandacht nodig bij het pad, en spreken nauwelijks. Zo nu en dan zijn er tegenliggers: zoeklichtjes in de tropische nacht.

Ze komen bij het restaurant waar hij ’s morgens citroenlimonade had gedronken. ‘Hier is het’, zegt ze.

De blanke jongen en het Thaise hoertje zitten er alsof ze de hele dag niet van hun plaats zijn geweest. Wim wil net wat gaan zeggen over hoerenlopers als Ank roept:

‘Hallo. alles goed?’

Nederlander dus. Ook dat nog.

‘Ik hoorde je zuchten’, zegt Ank even later,’ en ik dacht: die wil iets lelijks zeggen. Laat ik hem even waarschuwen. Wil je nog iets drinken? Weet je wat? Bestel maar sodawater, dan haal ik even een flesje Thaise whisky uit m’n hut’.

Behalve de whisky heeft ze ook een handdoekje bij zich.

‘Ik heb er maar één, maar we kunnen er wel samen mee. We gaan namelijk zwemmen, of vind je dat eng in donker?’

‘Nee niet eng, maar wil je misschien ook weten of ik het leuk vind?’

‘Natuurlijk vind je dat leuk. Naaktzwemmen, dat kun je bij jullie in het dorp toch niet?’

Even later staat ze in haar blootje op het strand. Haar contouren tekenen zich af tegen de lichtjes van het restaurant.

‘En nu jij nog.’

Ze zwemmen dichtbij elkaar.

Ze wil perse dat hij zich het eerst afdroogt, omdat hij haar gast is. Onder de lichtjes ziet hij dat zij niet veel meer aan de handdoek heeft. Haar bloese plakt aan haar huid. Een wat goedkoop effect, maar niettemin…..

Puur is de Thaise whisky niet te drinken, maar met sodawater smaakt ze best.

Ze zegt: ‘Je bent hier nog maar een paar dagen. Ik wil niet wachten tot morgenavond. Kunnen we ’s morgens niet wat afspreken?’

‘ Als ik je nu eens kom halen hier, om een uur of tien. Dan zien we wel verder. Ik heb nog één punt: hoe kom ik nu weer thuis?’

Ze geeft hem het advies achter twee mensen met een zaklantaarn aan te gaan, die juist in de richting van Diamond Beach vertrekken. Hij kust haar snel op de wang en vindt struikelend aansluiting.

6

Hij haalt een stoel van z’n terras en zet hem op het strand, pal bij de branding.

Het is er nog allemaal: haar blote lijf tegen de nachtelijke hemel, haar borsten in die natte bloes, haar ogen, haar stem met dat restantje van een zachte g.

Hij is nieuwsgierig naar morgen.

Hier blijven. Opbellen naar huis: malaria, ondanks de pillen. Moet zeker vier weken uitzieken. Niet reizen, te vermoeiend. Stuur geld.

Joke nog langer alleen. Hoe zou ze dat vinden? Zal nu wel voor de televisie zitten. Even ergens naar kijken voor ’t naar bed gaan, het geeft niet precies wat. Vergissing: ’t Is hier nu wel avond, maar in Nederland niet.

Nog een paar weken hier met Ank. Dat zou hij nooit op deze manier volhouden. Ze heeft het er helemaal niet over wat het bij mij teweeg kan brengen. Dat moet ik zeker zelf maar oplossen. ’s Nachts naakt met een man gaan zwemmen. En dan zeggen: daaag, tot morgen.’

Hij vraagt het zich af: zou het er die laatste dag nog van komen?

Waar zou het dan gebeuren? In zee? In haar hut? In de zijne? Ergens tijdens een wandeling?

Hoe dan ook, hij zal geen initiatieven nemen.’Ze kan me krijgen, maar dan moet het welvan haar uitgaan.’

Hoe staat hij er dan zelf tegenover?

Blanco, concludeerde hij, maar hij gelooft zichzelf niet.

‘Nou ja, er is iets in me dat het wil en iets dat het niet wil. Ik wil vooral dat zij het wil.’

7

So lucky in bed, so unlucky in love.

Gezang pal bij zijn raam.

Hoe laat is het in godsnaam?

Tien over zeven.

De ghettoblaster naast de palm is van een papierprikker, ziet hij uit zijn raam.

Hij kent de muziek van z’n dochters. Liedjes vol vrouwentragiek. Mooi, maar erg deprimerend. Wat moet die jongen buiten daar nou mee?

Gewoontetrouw loopt hij meteen de zee in om de nacht van zich af te spoelen. Hij heeft perfect geslapen.

Terug in zijn huisje pakt hij uit een plastic zak een brochure, gericht tegen afbraak van allerlei nog bruikbare gebouwen in Delft. Voor de plaatselijke krant zal hij er een recensie over schrijven, zo is afgesproken.

Bij het doorbladeren ziet hij dat de naam van een wethouder op één pagina twee keer fout is geschreven. 

De schoolmeester in hem is meteen wakker. Hij pakt een pen, omcirkelt de namen, verbindt ze met een lijn aan elkaar en schrijft in grote blokletters: HOE IS HET MOGELIJK!!!

Een mooi begin voor de recensie. Kan hij laten zien dat hem niets ontgaat.

Ank zit in de deuropening van haar hut. Ze zwaait. Het doet hem wat. Na al die dagen in zijn eentje, met geen mens die zich voor hem interesseerde, is er nu iemand die blij is dat ze hem ziet. Hij is niet meer alleen.

‘Je ziet er tevreden uit’, zegt ze.

‘Zo voel ik me ook. En jij?’

‘Ik ook, maar ik heb nogal slecht geslapen, of liever: ik heb vannacht dit hele huttenkamp bij elkaar geschreeuwd. Ik weet er zelf eigenlijk niks van, maar het moet vreselijk geweest zijn, alsof ik vermoord werd.

Gek hè, dat je zo kunt schreeuwen zonder er wakker van te worden. Maar de mensen hiernaast zaten rechtop in hun bed, die dachten dat ik een killer in m’n hut had.

Ze waren heel lief voor me, hebben uren bij me gezeten, maar ik kon daarna niet meer slapen. Ik had het ontzettend benauwd.

………Ik moet gruwelijk gedroomd hebben, maar ik weet niet waarvan. Toen ik naar Thailand ging dacht ik: daar heb je vast grote spinnen en slangen, en daar ben ik vreselijk bang van. Ik heb hier één slangetje gezien, dat ze bezig waren op een steen dood te slaan. En een paar keer een spin, niet veel groter dan in Nederland. Maar ’s nachts heb ik wel vaak het gevoel dat er iets over me heen kruipt. Ik slaap met m’n zaklantaarn in m’n hand. Telkens hoor ik wat. En dan schijn ik en dan is er niks.

Hij staat nog steeds tegenover haar, en ze kijkt hem voortdurend aan alsof ze om begrip vraagt. Er zit iets smekends in haar ogen.

Ze zegt: ‘Aardige mensen zijn het.

‘Over wie heb je het?’

‘Over de mensen in die hut hiernaast. Ik wist helemaal niet dat het ook Nederlanders waren. Ze kwamen meteen naar me toe toen ze dat gegil hoorden.

Hij vraagt: ‘Wat had je aan, vannacht?’

‘Zo, dat is een indiscrete vraag. Een broekje.’

‘Dus jullie zaten met z’n drieën op jouw bed en jij had alleen een broekje aan.’

‘We waren alledrie in onze onderbroek. Zo gaat dat hier.’ 

Dan kan ik het me voorstellen dat die man het een beetje moeilijk had.’

‘Waarom alleen die man?’

‘Zo denk ik nou eenmaal’.

Koffie.

Ze dalen het hellende terrein af naar het restaurant en zien uit het voorste hutje de Nederlandse jongen met het Thaise hoertje komen.

Ank vraagt of hem dat ook aantrekt: een vrouw die altijd zin in je heeft, die nooit kribbig doet, die voor je zorgt, dag en nacht.

Het lijkt hem niks. Te sceptisch om in die komedie te geloven. Geen behoefte aan een slavin.

Ze informeert hoe het bij hem thuis is. Heeft Joke een baan?

Ja, schoolarts, officieel voor halve dagen, maar het loopt vaak uit. Hij moet bijna altijd koken.

Ze loopt naar haar hut en komt even later terug met een heel pak met de hand volgeschreven vellen: haar werkstuk in wording.

Nergens heeft hij zo de pest aan als aan slecht ontcijferbaar handschrift. Het is één van de ergste kwellingen van het onderwijs.

Ze zegt dat ze, zoals ook echte wetenschappers dat doen, was begonnen met het definiëren van de belangrijkste begrippen. Verliefdheid had ze omschreven als een toestand van verbijstering, waarin mensen zich met voorbedachte rade brengen.

Wim:’Heb je het ook over passie? In Bangkok, in een café, zag ik een stukje uit Tell them Willy Boy is here. Robert Redford, een eenvoudige sheriff, heeft z’n zinnen gezet op een anthropologe in een indianenreservaat. Hij klopt op haar deur, ze zegt dat hij niet binnen mag, maar hij drukt door. En hij loopt op haar toe en neemt haar in zijn armen. Ze zegt ‘nee,nee’, maar als hij haar kust geeft ze zich sidderend aan hem over. Dat is passie, dat is het waanzinnig makende, steeds terugkerende verlangen naar neuken’.

Ze kijkt hem onderzoekend aan en vraagt: ‘Ken jij dat gevoel?

Hij zegt: ‘In het begin van ons trouwen wilde ik ook telkens weer. Maar eigenlijk was het vooral omdat ik wilde dat Joke zou klaarkomen. Wij waren nog zo groen. Ik dacht: als je maar lang genoeg doorgaat…..

Een anekdote uit mijn jdugd. Toen ik een jaar of zeven was kreeg mijn vader een ongeluk. Mijn moeder moest hem thuis verplegen, en dat was zeer intensief. Ik werd uit logeren gestuurd bij mijn tante Machteld en mijn oom Bert. Er kwam daar veel een pater over de vloer, die ik oom Hans moest noemen.

Op een middag, oom Bert was naar z’n werk, zei tante Machteld dat ze met oom Hans ging rusten. Ze vertrokken naar de slaapkamer.

Ik zat in de huiskamer te spelen toen de bel ging. Een meneer wilde m’n tante spreken. Ik zei dat ik haar wel zou roepen, en ik klopte op de slaapkamerdeur. Ze gaf geen antwoord. Ik hoorde wel allerlei vreemde geluiden.

Ik deed de deur open, ging naar binnen, en zag oom Hans op m’n tante liggen. Ze zuchtten en steunden. Ik wist niet wat ze aan ’t doen waren. Ik zei: tante, er is iemand voor u. Maar oom Hans en zij reageerden niet op mij. Ook harder praten hield niet. Ik ben maar weggegaan.

Het heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik zie het nog steeds voor me. Ik heb dat zelf nooit zo gehad. Dat ik zo ver weg ben. Ik hoor altijd de bel nog. En jij?’

‘Ik vind het soms heel fijn, ik heb vaak ontiegelijke zin. ….Met Harry, mijn relatie, ging het meestal heel lekker. Maar er was bij hem wel iets van prestatie. ’t Moest altijd zeker drie keer. Hij is fysiotherapeut, en een echte sportman. Vrijen is voor hem toch ook een beetje sport. Nee, ik was nooit echt helemaal van de kaart. Als er iemand was binnengekomen had ik dat zeker gemerkt.

Masseren, dat kan Harry erg goed. Zo ontspannend…ik viel er vaak bij in slaap…….

…Een paar keer ben ik vreselijk opgewonden geweest. In Hasselt, een plaatsje bij Zwolle. We zaten met zijn ouders in een café’tje aan het Zwarte Water en we zouden ergens gaan eten. Ik kon niet van Harry afblijven en ik zei dat wij tweetjes  even een straatje om gingen. Buiten, in een steegje, deden we het, staande. Op klaarlichte dag, in het christelijke Hasselt.

Een andere keer, in Deventer, op een feestje van een collega van Harry. ’t Was in een groot huis, waarin allerlei mensen woonden. Ik raak met één van die bewoners aan de praat. Helemaal niet mijn type. Een beetje oubollig. Rookte zelfs sigaartjes, iets wat ik in het algemeen niet zo’n pré vind. Maar ik viel ontzettend op die man.

Hij zei: ‘Ik zal je eens laten zien hoe ik woon. We gingen naar zijn kamer en begonnen ons meteen uit te kleden.

Toen kwam Harry binnen. Hij maakte een scène….dat het helemaal niet kon wat ik deed. Ik bekte hem af. Waar ik het zo gauw vandaan haalde weet ik niet, ik gaf hem verschrikkelijk op zijn lazer. Hij droop af, maar het gevoel van opgewondenheid was over.’

Ze zucht.’ Wat een bekentenis…en dat om elf uur in de morgen. Zal ik verder gaan met m’n werkstuk?’

Hij zegt: ‘Gisteren zei je dat je mij als gezelschap had uitgekozen omdat je niet de kans wilde lopen verliefd te worden. Maar in jouw theorie hoef je met niemand dat risico te lopen.’

‘Dat is zo. Maar ik ben ook maar gewoon een mens van vlees en bloed. en mijn voorkeur gaat niet uit naar alleen zijn. Ik wil aanraken en aangeraakt worden, huid voelen tegen mijn huid, ik wil koestering, ik wil aandacht, ik wil sex. Ik zoek gewoon een maatje. Niet in de zin dat ik op jacht ben, maar ik sta er wel voor open. Dat weet ik van mezelf. Ik weet van mezelf dat ik wel verliefd zou willen zijn.

Maar intussen werken mijn hersens gewoon door. En ik weeg af. Ik neem mij voor om niet verliefd te worden als bij voorbaat vaststaat dat ik er een hoop ellende van krijg’.

Wim zegt:’Gisteren was je veel absoluter. Je bouwt nu een reserve in: je neemt je voor…

Wat had je je destijds met die jongen Harry voorgenomen?’

Ze zegt: ‘Een jongen kun je hem niet noemen; hij is 36. Hij heeft een kind. Gescheiden.

…Ik had me toen niets speciaals voorgenomen.’

9

Ze zwemmen ver de zee in, zonder iets tegen elkaar te zeggen, een meter of tien uit elkaar.

Hij denkt: ”t Is absurd wat wij aan ’t doen zijn.

Ze verleidt mij langzaam.

Tot wat?’

Hij kijkt opzij. Natte haren in slierten langs haar gezicht. Mooi.

Waarom is hij soms zo openhartig tegen een vrouw die hij nauwelijks kent?

Omdat hij geen geschiedenis met haar deelt. Het verleden is vrij, onbelast. Hij hoeft er niets in te veranderen, niets uit weg te laten. Hij is er immers niet aanspreekbaar op.

10

‘Vertel me eens iets over Harry’,

‘We leerden elkaar kennen op de verjaardag van Loes, een vriendin van me. Daarna begon hij ’s avonds bij me langs te komen, helemaal uit Zwolle. Autorijden vond hij leuk, zei hij, en bovendien reed hij op gas, dus het kostte haast niks.

Natuurlijk was ik zeer vereerd. Iemand die zulke grote reizen ondernam, alleen om mij een uurtje te zien.

Echt hevig verliefd was ik niet. Hij was zo nadrukkelijk, zo gelijkhebberig. Hij had over alles net een boek meer gelezen dan ik. Het moest allemaal gaan zoals hij het wilde. Hij had een kano, dus ik moest ook een kano’.

‘Je wordt toch niet cynisch?’

‘Je hebt gelijk, ik praat er erg negatief over. Maar dat is achteraf. Toen voelde ik dat anders. Het is leuk als je bij je ouders kunt thuiskomen met een vriend, met een vent die er goed uitziet, die een behoorlijke baan heeft. Dat geeft zelfvertrouwen. Want dat willen ze toch het liefste: dat hun dochter een man heeft en kinderen krijgt Zo is het gewoon.

Toen merkte ik dat hij nog een vriendin had. Dat pikte ik niet. Ik wilde dat hij koos.

Hij koos voor mij, tenminste dat zei hij. Maar ik kwam er achter dat hij het ook nog met die ander bleef doen. Dat is nu een paar maanden geleden. Ik voel me soms behoorlijk alleen, maar ook erg opgelucht’.

Wim zegt: ‘Ik wil toch wel meer weten over je scriptie. Maar ik wil ook nog helemaal tot het einde van het eiland lopen .Als dat gaat tenminste.’

11

Ze schrikken van een kip die fladderend uit de struiken komt.

’n Eenzaam huisje, met blote kinderen en flarden muziek. Daarna geen mensen-geluiden meer.

Ze zien aan twee kanten de zee.

Van het pad is weinig over. Het is een warme wandeling. Het zweet loopt in hun ogen.

Ze vraagt: Geloof jij?’

‘Nee. En jij?’

‘Ook niet. Ik kom uit een liberaal nest. Heel progressief ook. Ik ging ook atheneum B doen, net als mijn broer. Dat sprak vanzelf. En toch heb ik een vrouwenberoep gekozen. Wie gaat nou naar de sociale academie met zo’n vooropleiding?

Mijn moeder zei steeds dat goed leren masturberen belangrijk is voor vrouwen. Ik bedoel maar, aan m’n opvoeding ligt het niet’.

‘Wat niet?’

‘Dat hele gedoe met Harry, dat je elkaar zo claimt…, die verschrikkelijke strijd om de macht….,dat is toch helemaal niet gezond. Het zijn de uitwassen van de romantische liefde. Het is gewoon een vloek voor de mensheid.’

Ze gaan terug, door dorst gedreven.

12

Eerst sodawater, daarna bananashake.

De ergste dorst is over.

Zwemmen.

Hij zegt: ‘Ik tracteer straks op een afscheidsetentje met Thaise wijn. Maar ik weet niet of die te drinken is.’

Ze kijkt hem aan: ‘Ik wil je wat vragen. Wil je bij me komen slapen vannacht?…….. Oh sorry, ik bedoel niet: met me vrijen. Ik bedoel: bij mij in m’n hut slapen. Want ik ben bang dat ik in m’n eentje geen oog dichtdoe. Het was zo’n rot-nacht….’

Hij zegt: ‘Ik kan wel één keertje bij je blijven, maar morgennacht ben je er toch alleen.’

Ank: ‘Ik wil je wegbrengen naar Bangkok’.

‘Zo……….wat aardig. Je weet het zeker?’

Ze knikt.

‘Maar als het dan zo ligt kun je dan vanavond niet beter bij mij komen slapen? Dat is toch veel lekkerder?’

‘Ik ken jouw hut niet’.

‘Je zult eens wat zien….en laten we dan ook maar vast jouw spullen overbrengen.’

Hij is moe en een beetje melancholisch. ‘Wat zijn we stil’, zegt  hij

‘Maar we hebben veel gepraat, vandaag.’

Ze vindt zijn hut prachtig. ‘Wat een luxe hier.Twee echte bedden.’

‘Ja, en ik heb hier van alles: whisky, lauw sodawater, muziek. Hij draait een bandje.

‘I’m missing you…all the lovely things you do…’

Ze zit op het rechter bed met een hand op haar blauwe rugzak en luistert. ‘Mooi’, zegt ze, en veegt even langs haar ogen.

‘Laten we maar gaan slapen’, zegt Wim.’ Bangkok valt morgen op ons als een bom.’

Hij kleedt zich helemaal uit.

Ank houdt haar slipje aan.

Hij geeft haar een kus op haar wang, zegt ‘Sleep well’ en doet het licht uit.

Dat ik deze hut nog met iemand zou delen, dat had ik niet verwacht, zegt hij nog.

Een paar minuten later slaapt hij.

13

Hij doet in het eerste ochtendlicht zijn ogen open en kijkt naar haar. Ze ligt met haar rug naar hem toe. Wat is nou eigenlijk het mooiste aan vrouwen? Ik denk de schouders. Zo’n schouder uit een naar één kant afzakkende bloes…….

Naast haar op het bed is nog plaats genoeg. Hij krijgt vreselijke zin om over te stappen. Ze zal het vast wel goed vinden als hij lekker tegen haar aan komt.

Hij is er al half uit.

Nee, ik doe het niet.

Hij weet zeker dat hij niet meer zal slapen als hij naar haar blijft kijken. Hij draait zich om naar de muur.

De droom is simpel. De kapster die zijn haar knipt lijkt op het meisje dat dat meestal doet. Ze heeft een mollig, maar toch heel veerkrachtig lijf.

De stoel heeft geen rugleuning, althans…als ze achter hem staat voelt ze haar buik en haar borsten tegen zijn rug.

Dat is voldoende.

Door zijn droom heen merkt hij dat hij klaarkomt.

In de buurt van z’n navel vindt hij het bewijs.

Hij ziet dat Ank naar hem kijkt. Ze moet het hebben gezien. Godverdomme.

‘Was het erg opwindend? Met wie deed je het het?’, vraagt ze.

14

De airco-bus van Ko Samet naar Bangkok zit vol met in strandkledij gestoken Europeanen. Grote blote benen steken uit zeer korte broekjes.

Op de video een film met een half westerse, half aziatische cast. Gegil, geschiet en een heel onschuldig pratende heldin .

Ank zoekt intussen in de Thailand Survival Kit een hotel. ‘Lijkt je dit wat’, vraagt ze.

‘Het is clean en de eigenaar is een Chinees’.

‘Altijd doen’.

De kamer is inderdaad netjes en schoon, en heeft als eigenaardigheid grote spiegels langs de zij- en achterkant van het grote tweepersoonsbed.

‘Daar sta ik van te kijken’, zegt hij.

‘Ik niet, het stond in de Kit.’

‘Maar je hebt het niet gezegd.’

‘Een verrassing’.

Als zij onder de douche staat gaat hij op het bed liggen en ziet z’n gezicht vanuit een horizontale hoek. ‘Wat een waanzin’, mompelt hij, moet je dat vel zien, dat is toch de huid van een oude man. En dan die rare onnatuurlijke kleur…Wat moet dat meisje hier met mij? Waarom wil ze met mij in één bed slapen?

Ze komt in haar slipje uit de douche. ‘Zei je wat’, vraagt ze. ‘Ja’, zei hij, ‘het is goed dat ik naar huis ga’.

‘Hoezo?’

‘Omdat ik merk dat ik me aan je ga hechten.’

‘Wat bedoel je met ‘hechten’?’

‘Dat ik een beetje gek op je ben.’

‘Het gaat wel weer over. Morgenavond ben je weer gezellig bij je vrouw’.

Ze komt naast hem liggen en woelt door zijn haar.

‘Ik zal je missen’, zegt ze, ‘ik voel me zo op m’n gemak bij jou’. Ik ben de laatste dagen ontzettend ontspannen geweest.’

Ze liggen allebei op hun rug. Hij kijkt langs haar lichaam, ziet haar borsten, haar navel, haar rose onderbroekje, haar benen. En doet z’n ogen dicht.

Even niks meer zeggen, zegt hij. Hij hoort de grote fan aan het plafond molenwieken. En heel zacht haar adem.

Dan vraagt hij: ‘Waarom koos je dit uit…met die spiegels’.

Ze lacht. ‘Ik heb het mezelf nooit zien doen. En jij?’

‘Nee, maar wou je het dan hier met mij gaan doen?’

‘Niet uitdrukkelijk, maar niets is uitgesloten.’

Hij is even stil. Dan zegt hij: ‘Ik heb beloofd dat ik voor Joke een olifant-theepot, dat is een theepot in de vorm van een olifant, zal kopen. Ga je mee zoeken?’

‘Natuurlijk.’

Ze lopen door winkelstraten, volgepropt met mensen, door warenhuizen vol knallende muziek. Geen olifantenpot.

Ze zoeken de weg terug naar de straat van hun hotel en besluiten wat te gaan eten.

In een restaurant – één van de weinige waar de video niet aanstaat – voelt Wim zich na de eerste happen misselijk worden

Waar kwam dat van? Hadden ze te lang in de drukte en de herrie gezeten?

‘Ik geloof dat ik naar onze kamer wil’, zegt hij.

Bij een karretje op straat kopen ze een broodje en een zakje watermeloen voor zijn ontbijt. Het is haar idee. ‘Het duurt uren voordat je in het vliegtuig wat krijgt.’

Op de kamer pakt hij zijn rugzak in en zet z’n wekker op vier uur. Daarna kleedt hij zich uit, op z’n onderbroek na.

Ank komt naakt uit de douche. ‘Laat mij maar aan de binnenkant liggen, dan kan ik mezelf goed zien. En bovendien moet jij er het eerste uit.’

Ze bekijkt zich in de spiegels en vraagt: ‘Hoe vind je me eigenlijk? Te dikke kont, hè. ‘

‘Die kont van jou is wel in orde; je bent helemaal wel in orde.’

‘Kom dan eens bij me liggen?’

Hij draait zich naar haar toe en neemt haar in zijn armen, ondanks de warmte een huiveringwekkend gevoel.Hij zucht.

‘Heb je geen zin?’, vraagt ze.

Natuurlijk heb ik zin, dat merk je toch wel. Maar terwijl hij haar gezicht streelt komt de misselijkheid terug.

Ze vraagt of er iets is, en hij antwoordt dat hij zich een beetje ziek voelt. ‘Ik zal het licht uitdoen; laten we maar gaan slapen’.

Vijf minuten later hoort hij haar regelmatige ademhaling.

Hij heeft nu ook pijn in z’n buik. Hij hoort hoe het verkeer op straat langzaam minder wordt, keert zich van de ene zij op de andere, legt z’n hand op haar schouder, en weet dat onherroepelijk het moment nadert dat hij moet overgeven.

Naar zijn idee ligt hij zeker een half uur op z’n knieën voor de closetpot.

‘Ik dacht dat je al weg was’, zegt ze slaperig als hij weer in bed komt. Hij kruipt tegen haar aan en rilt.

Het is twee uur. De misselijkheid is vrijwel over; nu krijgt hij het steeds kouder. Hij doet eerst z’n shirt aan, en vervolgens zijn lange broek. Om half vier slaapt hij. Om vier uur gaat de wekker af.

Hij hoeft alleen z’n schoenen nog aan te doen. In de douche schrijft hij een briefje: ‘

‘Tot ziens onder de polderzon. Maak iets moois van die laatste twee weken. Het waren spannende dagen. En stuur me je scriptie.’

De dikke vrouw in het hotel zegt dat de taxi er een uur over doet, maar hij is er in 25 minuten. Het is de eerste keer dat hij Bangkok vrijwel zonder verkeer ziet.

15

Om acht uur ’s avonds is hij thuis. Het weerzien is hartelijk, maar niet uitbundig. Hij vertelt over zijn huisje op Ko Samet, zijn vorderingen met het voorbereiden van zijn lessen, en over hoe het alleen-zijn is bevallen. Het in je eentje eten, dat was het vervelendste.

Hij zegt ook dat hij de laatste dagen wat was opgetrokken met een meisje.

‘En hoe was dat?’ vraagt Joke. ‘Met haar naar bed geweest?’

‘Ach kom’, zegt Wim. ‘Maar het was wel gezellig. Wat aanspraak.’

Dat ze was meegegaan naar Bangkok vertelt hij niet. In het vliegtuig had hij dat met zichzelf afgesproken. Waarom zou je dingen nodeloos ingewikkeld maken?

Van de veertien foto’s waarop Ank staat had hij er twee apart gehouden, en die laat hij aan Joke zien.

Op zijn werkkamer bekijkt hij een paar dagen later de andere twaalf nog eens stuk voor stuk. Foto’s aan het strand, door hem genomen, met Ank die uit zee komt, met alleen een slipje aan, en een serie van zes, gemaakt door een lacherig Frans meisje, waarop ze samen stonden, en speelden dat ze een beetje verliefd waren.

‘Missin’ you’ staat op haar ansichtkaart. Hij denk: ik mis jou ook. Hoe moet dat nu?