Ongebruikt, dus nieuw

Al ongeveer vijftig jaar hebben Toos en ik een huis in Kalenberg, een dorpje in de Kop van Overijssel. We zijn er vaak, veel meer dan de helft van de tijd.

Afgelopen voorjaar werd ik – op grond van mijn journalistieke ervaring -gevraagd om mee te werken aan de nieuwe dorpsvisie (de wensen en verlangens van de bewoners voor de komende vijf jaar). Ik zou, zo was de bedoeling, de tekst schrijven, met input van allerlei kanten.

In de zomer begon ik vast met een paar hoofdstukjes waarin ik iets vertelde over het dorp op dit moment. Hoe staan we er voor? Wat hebben we in huis? Zoiets.

Vanaf het najaar was ik door omstandigheden tijdelijk uitgeschakeld. Intussen werkten de anderen natuurlijk door. Er werd een weg ingeslagen waarin mijn inbreng niet past. Zo kan het gaan.

Maar ik vind het wel leuk om mijn tekst toch te publiceren. En dat kan, op mijn eigen website.

Daar gaat ie:

Waar men van geen afgunst weet

Sommige beweringen over Kalenberg-Hoogeweg moet je met een korreltje zout nemen. Op het dorpsfeest zingen we elk jaar uit volle borst ons plaatselijk volkslied, met daarin de passage: ‘Waar men van geen afgunst weet.’

Nou, zo is het natuurlijk niet. Kalenbergers zijn ook maar gewone mensen, met goede en minder goede karaktereigenschappen.

Nog een voorbeeld: In de vorige dorpsvisie staat dat Kalenberg een hechte gemeenschap vormt. Daarop is wel wat af te dingen. Niet dat er geen enkele saamhorigheid is, maar de verbondenheid kent haar grenzen.

Wat is Kalenberg dan wèl?

Een dorp met ongeveer 225 bewoners aan een doodlopende weg, midden in de Weerribben, en dus aan alle kanten omringd door Natura 2000. Het ligt aan weerszijden van de Kalenbergergracht, een belangrijke route voor de pleziervaart tussen Friesland en de rest van de wereld.

Bij Kalenberg hoort de Hoogeweg, een gehucht op hemelsbreed ruim een kilometer afstand. Van een geïsoleerde ligging is daar geen sprake. Je kunt er met de auto drie kanten op.

De Hoogeweg was een van de laatste gebieden in Nederland die werd aangesloten op de waterleiding. De bewoners moesten tot ver in de twintigste eeuw genoegen nemen met slootwater.

Verreweg de meeste inwoners van Kalenberg-Hoogeweg zijn lid van Plaatselijk Belang (PB), een vereniging die, zoals de naam al doet vermoeden, opkomt voor het dorp. Partijen waarmee ze te maken heeft zijn onder meer de gemeente Steenwijkerland, het waterschap, Staatsbosbeheer en de stichting Weerribben-Wieden.

De vier bestuursleden van Plaatselijk Belang kunnen het niet alleen. De bewoners moeten hen voeden met informatie. Hun wensen en verlangens moeten centraal staan in het overleg met bijvoorbeeld de gemeente. Wat willen die 225 mensen, en wat willen ze perse niet?

De openbare vergaderingen van Plaatselijk Belang maken er al iets van duidelijk. Maar om een samenhangend beeld te krijgen is meer nodig, dan moet je, op basis van een inventarisatie van wat er leeft, uitstippelen waar we naartoe willen.

Zoiets heet een dorpsvisie. Dit is de dorpsvisie 2025-2030?

Het bestuur van Plaatselijk Belang was er zeer mee ingenomen dat vijf bewoners het voortouw wilden nemen bij de opzet. Zij interviewden allerlei sleutelfiguren en organiseerden op een zaterdagmiddag in oktober 2024 een bijeenkomst in het KGH  waarop bewoners in drie groepen hun gedachten en ideeën konden uiten.

Uit de conclusies van de bijeenkomst en van de interviews rolde de dorpsvisie. Het bestuur van Plaatselijk Belang gaf er zijn zegen aan.

Het dorp

Moeder Jantje Lok en zoon Klaas runden op Zuid 56 de laatste winkel van Kalenberg,. Ze verkochten kruidenierswaren in een ruimte die al tientallen jaren onveranderd was gebleven.

Alles was met handgeschreven stickertjes voorzien van de prijs. Bij het afrekenen schreef Jantje de bedragen op een stukje karton en telde ze murmelend op. Fouten maakte ze nooit.

Na Jantjes dood zette Klaas de zaak nog door tot zijn AOW. Daarna begon een nieuwe tijd: Kalenberg zonder winkels.

Schoenmakers, bakkers, kruideniers…. er was een tijd dat het dorp er bijna in grossierde.

Hadden die bedrijfjes wel genoeg klanten?

Nauwelijks natuurlijk, het was een marginaal bestaan… maar vergis je niet, alle huizen waren permanent bewoond, en in vrijwel elk huis woonde een groot gezin. De mensen hadden zeven, acht kinderen. Er waren veel monden om te voeden, veel schoenen om te herstellen.

De moeders deden het huishouden, de mannen werkten in het riet, en in de perioden dat daarin niets te doen viel verhuurden ze zich als dagloner aan boeren in de omgeving of aan de melkfabriek in Kuinre.

Later verschafte Staatsbosbeheer een hoop werk, in de beste tijd aan wel tachtig man. Nu heeft Staatsbos nog maar één Kalenberger in dienst.

Het dorp bestond vroeger alleen uit het lint langs de gracht. Pas rond de Tweede Wereldoorlog verschenen er ‘landinwaarts’, in de omgeving van wat nu het kleine parkeerterrein is, ook een paar huizen. En toen, rond 1960, kwam er in één keer een hele straatwand met sociale woningen bij. De Middenbuurt was geboren.

De gemeente voegde er later aan de overkant nog een rijtje wat grotere huizen aan toe. Ze waren bestemd voor gezinnen met kinderen, waar dan ook vandaan. Opdat de school in stand kon blijven. Veel helpen deed het niet. De sluiting kwam in 1991.

Sociale woningen zijn er niet meer in Kalenberg. Eigenaar Steenwijkerland verkocht ze rond de eeuwwisseling voor 50.000 euro per stuk aan de Maastrichtse vastgoedondernemer Grauwels, die ze voor het dubbele weer van de hand deed.

Geen winkels, geen openbaar vervoer, geen school, geen brandweerpost…. van de voorzieningen in Kalenberg is bijna niks meer over. Gelukkig is er wel een dorpshuis, dat nog steeds een beetje nieuw ruikt, en behoorlijk functioneert.

En wat we ook hebben, sinds 1959, is een echte weg. Tot die tijd moest bijna alles moest over het water.

De eerste Kalenberger die een auto kocht was timmerman-aannemer Groenewoud. Hij reed in de ‘dwergauto’ Goggomobil. Tegenwoordig hebben veel gezinnen twee of drie auto’s.

Over de weg rijden ’s morgens de Kalenbergers naar hun werk, in Wetering, in Drachten, in Steenwijk, in Wolvega, in Hoogeveen, maar soms ook veel verder weg, bijvoorbeeld in Amsterdam en Utrecht. Het is nog maar een kleine minderheid die emplooi vindt in het riet en/of het natuurbeheer.

Een piepklein dorp, verscholen in de moerassen van Noordwest Overijssel… logisch dat vrijwel niemand er ooit van had gehoord. Dat veranderde toen een beroemdheid er ging wonen: dichter Jacques Bloem, vooral bekend van zijn ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’ (‘Wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant’). Nog meer bekende Nederlanders kochten er een huis: Marjan Berk en haar man, de componist Ruud Bos.

Mensen uit het Westen werden nieuwsgierig? Wat is er zo bijzonder aan dat Kalenberg? Ze kwamen, ze zagen, en ze waren verloren. Het werd een hit, een tweede woning aan de Kalenbergergracht.

Inmiddels is er ook daar meer permanente bewoning. Ook op doordeweekse dagen brandt in veel huizen licht.

In Kalenberg heb je dus ‘echte lokalen’ (vooral in de Middenbuurt) en bewoners die van elders komen. Het zijn niet helemaal gescheiden werelden. Ze zitten met elkaar in de besturen van het Kalenbergs Gemeenschapshuis en van Kalenbergs Belang, ze klaverjassen samen en spelen samen toneel.

Maar import blijft import, dat wel.

Het belang van Kalenbergs Belang

Kalenbergs Belang (KB) bestond in 2016 honderd jaar, maar dat is niet gevierd, want niemand had het in de gaten.

Zo’n bijzonder moment onopgemerkt voorbij laten gaan, dat zal niet weer gebeuren zo lang Pieter de Haan secretaris is. Want hij is – als ex- advocaat – een man van de kleine lettertjes, van de dossiers.

De Haan (70) en zijn vrouw kochten een jaar of wat geleden het huis met de magnifieke tuin Kalenberg-Noord XX. Ze zijn daar niet de hele tijd, maar in ieder geval wel elk weekend. En het wordt meer en meer. Maar Eindhoven, de stad waar ze vandaan komen, kunnen ze nog niet helemaal loslaten.

Voor het secretariaatswerk maakt het niet of hij in Eindhoven is of in Kalenberg. De telefoon, het internet, ze doen het overal. ‘En omdat ik gepensioneerd ben heb ik veel tijd om allerlei dingen uit te zoeken.’

Het gekke van Kalenbergs Belang is dat er geen voorzitter is. Geen mens wil het worden. De Haan: ‘Wij vinden dat het een echte lokaal moet zijn, maar niemand steekt z’n hand op.’

De praktijk is nu dat penningmeester Helen (spreek uit Hellen) Brouwer de bestuursvergaderingen leidt. Ook zij is import, maar wel getrouwd met een geboren en getogen Kalenberger.

Helen en Pieter vormen samen met Gerrit Dolstra en Peter Jongschaap het bestuur. Gerrit (eveneens 70) zit in het riet, Peter(35) werkt in het recreatiebedrijf van zijn vader.

In Steenwijkerland hebben 32 wijken en kernen een  belangenvereniging.

in Kalenberg-Hoogeweg zijn verreweg de meeste mensen (197) lid van KB, of het nu permanente bewoners zijn of tweede woningbezitters.

De inkomsten van Kalenbergs Belang komen uit de contributie en uit een gemeentelijke bijdrage van een bedrag per inwoner: het zogenaamde koppengeld (een nogal beladen term; in WO 2 kregen mensen die onderduikers aangaven van de Duitsers een beloning, kopgeld geheten.).

KB behartigt dus de belangen van Kalenberg-Hoogeweg. Het doet dat door zijn oor te luister te leggen op de openbare jaarvergaderingen, waarop doorgaans behoorlijk wat mensen komen, en verder onder meer door eigen waakzaamheid.

De gemeente is de belangrijkste partij waarmee zaken geregeld moeten worden. Ook bij Staatsbosbeheer, stichting Weerribben-Wieden trekt KB regelmatig aan de bel.

Kalenberg-Hoogeweg is één van de kernen die vallen onder de gemeentelijke gebiedscoördinator William Prinsen. Als je iets voor elkaar wil krijgen bij de gemeente dan loopt dat via hem.

Vroeger kwam Prinsen eens per jaar langs voor een ‘schouw’. Het bestuur van KB liet hem dan zien waaraan snel wat moest gebeuren, zoals gammele bruggetjes en gevaarlijke kuilen in de weg.

Tegenwoordig werken KB en Prinsen met een ‘voortgangsdocument’, dat is een overzicht van dringende kwesties en de staat waarin zij verkeren. Kalenbergs Belang heeft heel veel e-mailcontact met Prinsen. ‘Hoe zit dit, hoe zit dat’. Dat werpt, vindt Pieter de Haan, vruchten af. Er komen dingen tot stand, ook al is het soms niet in het tempo dat het bestuur graag wil.

In Steenwijk, maar soms ook in andere plaatsen, zijn bijeenkomsten en vergaderingen, bijvoorbeeld van de gemeenteraad, waarbij het voor Kalenbergs Belang nuttig is om er bij te zijn. Als ze maar even kunnen gaan Helen Brouwer en Gerrit Dolstra. Voor Helen, die een drukke baan heeft, is het nogal wat. ‘Ik vind het lidmaatschap van het bestuur zwaar. ‘Ik doe het nu een jaar of zes. Veel langer wordt het niet.’

Bestuurslid Peter Jongschaap: ‘Het zal steeds moeilijker worden om bestuursleden te vinden. Als je het goed wilt doen kost het erg veel tijd.’

Hij zit in het bestuur uit een soort plichtsbesef. ‘Ik ben hier geboren en getogen, en ik vind dat ik daarom niet langs de kant kan blijven staan. Maar ik ben bestuurslid zonder functie. Het werk gaat altijd voor.’

Ook Gerrit Dolstra denkt dat het lastig wordt: ‘Ze hebben het allemaal veel te druk. En met deze economie krijg je dat ook alle vrouwen werken. Maar ik ga er pas uit als het niet anders kan. Ik mag graag overal tegenaan schoppen’.

Hij denkt dat zonder Kalenbergs Belang het dorp de laatste jaren al zou zijn overspoeld met busladingen toeristen. ‘Het hele spul uit Giethoorn zou deze kant op zijn gekomen’.

Over de ontwikkeling van het dorp is hij wel tevreden. ‘De mensen die hier gaan wonsen zijn zo rond de zestig. Ze beginnen met het verder opknappen van hun huizen. Na een jaar of twintig vertrekken ze weer, en dan komen er nieuwe mensen die precies hetzelfde gaan doen. En zo wordt alles steeds mooier’,

Op de foto’s:

Bij Joop, lang voor Joop (wij hebben het zo nog meegemaakt)

Vroeger een draaibrug ( ook nog in onze eerste jaren in Kalenberg)