Ontkend Utrecht
Omstreeks 1995 (Gesproken column op een bijeenkomst, georganiseerd door wethouder Annemiek Rijckenberg (Bouwen en Wonen, GroenLinks.)
Vroeger had je in Utrecht asocialen. Ze woonden op het Anthonieplein en het Houtplein. De Stichting Volkswoningen probeerde hun leven in betere banen te leiden. Directeur Duitemeyer en zijn helpers hielden in de gezin- nen toezicht op de huishoudportemonnee en vermaanden bij seksueel en ander wangedrag. Het was een vorm van bevoogding die haaks stond op het vrijheid- blijheid-gevoel dat zich in de jaren zestig van de samenleving meester maakte. De Stichting werd opgeheven, de pleintjes gingen plat.
Een hele tijd latere kwam Volkswoningen plotseling weer in het nieuws. De inmiddels geëmancipeerde oud-bewoners, aangevoerd door bevlogen welzijnswerkers, eisten hun dossiers op. Het werd een heel getouwtrek waar- aan wethouder Wil Velders tenslotte een einde maakte door alle stukken te verbranden. Pragmatisch, maar zonde. Want het was ongetwijfeld prachtig bronnenmateriaal voor geschiedschrijvers.
Asociaal – kortweg aso – is tegenwoordig alleen nog een scheldwoord. Geen krant, geen televisiemeneer of -mevrouw, geen ambtenaar die het waagt er groepen uit de bevolking mee aan te duiden.
Ik wèl. Het gros van het wetenschappelijk personeel van de Utrechtse univer- siteiten en hogescholen, de grote meerderheid van de allochtonen, negen-tiende van alle studenten… allemaal asocialen. Allemaal mensen die geen zin hebben om mee te denken over hun stad, tenzij hun directe eigenbelang in het geding is.
Ik hoor bij die kleine minderheid die zich steeds met Utrecht wil bemoeien, niet zozeer uit bewogenheid of plichtsbesef, maar vooral omdat ik als kind graag met blokken speelde.
Ik had een vriend, Robbie Nord, en op de zolder van zijn kolossale huis in de Zwolse Koestraat hadden wij ieder onze eigen stad-staat, waaraan wij na schooltijd bouwden.
Het was kort na de oorlog, het geld was schaars en Bart Smit en Intertoys bestonden nog niet. En dus werkten wij met eenvoudige materialen, zoals lege luciferdoosjes en stukjes afvalhout. Halma-poppetjes dienden als mensen.
Mijn land was netjes en overzichtelijk, een soort Zwitserland. Bij Robbie – hij is architect geworden – was er meer variatie: nette gedeelten en stukken die rommeliger waren. Meer België dus.
Als alles klaar was lieten we treintjes rijden, maar daar waren we toch snel op uitgekeken. De oplossing was dan: elkaar de oorlog verklaren en met de hulzen van lege jachtpatronen elkaars bouwsels in puin gooiden. En dan begon het bouwen weer opnieuw.
In Utrecht gaat het ongeveer op dezelfde manier. Alleen heet oorlog voeren hier anders: upgraden, revitaliseren, een opknapbeurt geven. Laatst stond er bijvoorbeeld in het UN dat de Vleutenseweg een oppepper krijgt. Het blijkt dan te betekenen dat er over een jaar of twintig langs deze verbindingsweg tussen Leidsche Rijn en binnenstad misschien nog uitsluitend kantoren staan.
… Als ik terugdenk aan die zolder dan was Robbies land toch interessanter dan het mijne. Dat kwam dankzij de grotere contrasten. Een stad mag niet alleen bestaan uit nette straatjes en opgepoetste winkels en kantoren. Het moet niet overal zo keurig voor elkaar zijn. Je hebt bijvoorbeeld ook oude pakhuizen nodig in afgelegen buurten, waar de IRT partijen hash kan opslaan.
In de trein door Utrecht verbaas je je over die grote terreinen met slechts hier en daar wat opslag van spoorbiels of roestig ijzerwerk. Alsof grond geen geld kost, alsof je niet in de vierde stad van Nederland bent, maar ergens op het platteland van Mozambique.
Ik zie het zo: een paar stukjes ontkend Utrecht blijf je nodig hebben, al was het alleen maar om gangsterfilms op te nemen, maar op dit moment is er veel te veel. Al die gebieden vormen enorme barrières in de stad.
Het is zoals met waarneming. Als je je hand ergens op legt dan voel je naar verloop van tijd niet meer wat er onder ligt. Wij hebben destijds thuis de deurknoppen verticaal gezet om te voorkomen dat onze kinderen zo maar naar buiten liepen. Vijftien jaar later stonden ze nog steeds zo. Vrienden moesten ons daarop attent maken.
Als ik vroeger een grote omweg moest maken omdat tussen de plaats van vertrek en de plek van bestemming zo’n enorm stuk ontkend Utrecht lag dan had ik daar geen gedachten over. Maar nu denk ik: Kan dat niet anders?
(IRT: Rechercheteam van Amsterdam en Utrecht, dat gecontroleerd hash importeerde. De opbrengsten van de verkoop staken de teamleden in eigen zak.)