Stadhuisverbouwing

1998

De Salon, het overzicht van de Utrechtse beeldende kunst, brengt mij in een culturele stemming. In het ijskoude, onttakelde stadhuis denk ik aan Gerrit Achterbergs gedicht ‘Beumer en Co’: ‘Hoeken met huisgeheimen komen bloot. De vloeren schamen zich dood. De lamp hangt laag en groot, want de tafel is weggenomen’.

Het zit er dik in. Ik kom voor de kunst, maar na een poosje kijk ik er nog slechts in het voorbijgaan naar. Ik heb nu eenmaal voyeuristische neigingen, en wel speciaal als het om ‘uitgeklede’ gebouwen gaat. Wat is er veel te zien, te ontdekken. Dankzij sloop van allerlei tussenmuurtjes zijn prachtige, grote ruimtes ontstaan. Mooie plafonds krijgen eindelijk weer daglicht, na een langdurig bestaan achter zachtboard. Nu pas zie je wat een eindeloze reeks verbouwingen te weeg had gebracht.

Ik leid mijn vrouw rond door het ‘wethouderskwartier’. ‘Deze kamer, met dat geweldige uitzicht, was van Annemiek Rijckenberg. En hier zat Jan van Zanen.’

Over een jaar moet het hier weer op orde zijn. Zou dat lukken? Er moet ontzettend veel gebeuren, tenminste als je het echt serieus wilt doen. ‘Maar in het voorjaar van 2000 zitten ze er in elk geval weer’, zegt mijn vrouw. ‘Dan kan Opstelten weer leuk over de Stadhuisbrug kijken.’

‘Ik denk niet dat hij hier dan nog burgemeester is’, antwoord ik.

Vanwaar die gedachte? Nou, zo langzamerhand begin ik de geruchten ook te geloven. Het zou inderdaad wel eens kunnen dat Opstelten wat anders wil. En er zijn een paar mooie vacatures: Rotterdam, de provincie Friesland… Zelf zegt hij dat hij het in Utrecht prima naar zijn zin heeft, maar toen Bob Ruers, de nestor van de gemeenteraad, hem laatst tijdens zijn herbenoeming wilde laten beloven dat hij in elk geval nog zes jaar hier zou blijven, deed hij dat niet. Hij zei zoiets van: ‘Je weet natuurlijk nooit wat de toekomst brengt’.

(Opstelten vertrok niet veel later naar Rotterdam.)