Tot hier en dan verder

Padvinderij, hockeyclub, D66, ongeveer zes weken, langer hield ik het niet vol. Het wilde gewoon niet, of ik had het geduld niet, of ik deed niet goed genoeg m’n best. Vervelend, maar je gaat er niet dood van.

Mijn weken met D66 waren al voorbij toen de Democraten in de gemeenteraad kwamen, onder aanvoering van wetenschapper en kinderboekenschrijver, inmiddels partij-mastrodont Jan Terlouw.

Het werden mooie tijden, maar er waren later ook perioden waarin de fractie uit slechts uit één raadslid bestond. Alice van Rooij, klein maar dapper, torste jarenlang in haar eentje het vaandel van D66.

Columnist Jan Blokker noemde hem een parmantig kereltje, soms zelfs vertederend, met een ondoelmatige brutale waffel. Hij had het over Alexander Pechtold, die in 2006 de landelijk leider werd van D66. Hij bleef het twaalf jaar, en in die tijd ging de partij in de Tweede Kamer van drie naar 19 zetels. Utrecht profiteerde ruimschoots van dit succes en werd in 2014 zelfs de grootste. Een D66-bolwerk, nergens geëvenaard.

Wat meespeelde in Utrecht was dat de samenstelling van de bevolking in die periode snel veranderde: steeds meer studenten en hoger opgeleiden, in het algemeen progressief angehaugt.

Pechtold, winnaar van de Thorbeckeprijs voor politieke welsprekendheid, zette zijn retorisch talent vanaf het begin in voor het bestrijden van Geert Wilders, die hij staatsgevaarlijk en extreem rechts vond. Wilders op zijn beurt pakte Pechtold en diens ‘elitepartij’ waar hij maar kon. En zo haalden beide heren voortdurend het nieuws, wat electoraal aardig wat opleverde.

De weerzin tegen Wilders bestond in D66 niet alleen bij Pechtold. Kajsa Ollogren kondigde in haar tijd als wethouder aan dat Amsterdam zich zou afscheiden van Nederland als de PVV de grootste werd. Sigrid Kaag, uitgemaakt voor heks en Palestijnenknuffelaar (ze is getrouwd met een Palestijn) wist het zeker: ‘U zult dalen in de peilingen’, beet ze Wilders toe. Uitgekomen is dat niet.

Pechtold weg, Kaag terug naar haar geliefde Midden-Oosten… Rob Jetten staat er nu alleen voor. Na een desastreuse verkiezingsuitslag in oktober stijgt hij weer wat in de peilingen. Maar de grote vijand stijgt harder.

Voor de Utrechtse D66 is het van levensbelang dat Jetten als partijleider (straks waarschijnlijk in de oppositie) succesvol is. Dat is van groter belang dan de prestaties van de afdeling. Verreweg de meeste potentiële stemmers volgen de plaatselijke politiek namelijk niet. Ze lezen, als ze dat al doen, een landelijke krant, met weinig nieuws over Utrecht. Ze kijken niet naar de regionale tv. Kortom, ze zijn niet op de hoogte. Ze weten niet hoe de D66-wethouders heten, en of ze goed zijn of niet.

Het AD/UN, dat goddank het gemeentebestuur goed volgt, nam eind december het college van b. en w. de maat. Vijf domtorentjes was het maximum dat de zes vrouwen en de twee mannen konden krijgen. Voor de twee D66-wethouders, Eelco Eerenberg (ruimtelijke ordening) en Suzanne Schilderman (financiën) waren het er respectievelijk vier en twee.

Die twee is nog altijd beter dan de score van het GroenLinks-boegbeeld Lot van Hooijdonk, in het vorige decennium tot tweemaal toe uitgeroepen tot beste jonge wethouder van Nederland. Anderhalf domtorentje haalde ze. De krant vindt haar een drammer en een stijfkop.

Maar haar partij doet het goed en wisselde in 2018 stuivertje met D66 als grootste van de stad (12 tegen 10) en bleef dat in 2022 (9 tegen 8).

Als de verkiezingen van dit jaar voor de gemeenteraad zouden zijn geweest, dan zou D66 van de acht zetels er nu nog maar vijf of zes hebben. Een tweede wethouder zat er dan misschien niet meer in.

Maar het kan verkeren. Altijd een partij van ups en downs. Nu weer de ups?

De  PVV maakte bij de Kamerverkiezingen in Utrecht een spurt van 2,2, naar 9,9 procent van de stemmen, maar wordt in de stad nooit een hele grote partij, net zo min als de VVD dat gelukt is. 

D66 zal na de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 vast en zeker in Utrecht mee-regeren. Linkse en linksachtige partijen blijven ongetwijfeld in de meerderheid.

De stad groeit hard, en daarmee ook het potentieel aan progressieve kiezers, zeker als je voornamelijk  studentenflats, betaalbare  koophuizen  en middenhuur bouwt.

Zou links zo gemeen kunnen zijn om uit partijbelang de sociale bouw stiefmoederlijk te bedelen?

Nee, absoluut niet. Integendeel. Maar toch zal het zo gaan. Het is de markt. Het is altijd de markt.